„Kerkelijke gemeente meer dan organisatie”
Een plaatselijke kerkelijke gemeente is meer dan een organisatie. Ze is een organisatie, sociale beweging en gemeenschap tegelijk. In wetenschappelijke termen: een gemeente is een „dynamische configuratie”, bestaande uit drie „gestalten”, die wisselend op elkaar inwerken.
Dat stelt onderzoeker G. P. de Jong uit Westervoort in zijn proefschrift ”Doen alsof er niets is”, waarop hij deze week aan de Radboud Universiteit Nijmegen promoveerde tot doctor in de managementwetenschappen.„Doen alsof er niets is” - het citaat is afkomstig uit een lezing die de Amersfoortse ds. J. J. van Oord in 2001 hield op een studiedag. Zijn inleiding droeg de titel ”De kerk van de toekomst, vandaag in Vathorst”. Ds. Van Oord zette daarin, aldus dr. De Jong, „grootse vergezichten uiteen over de kansen die een kerk op nieuw terrein kan hebben.”
In Amersfoort-Noord wordt sinds begin jaren tachtig veel gebouwd. Compleet nieuwe wijken verrezen: Zielhorst, Kattenbroek, Nieuwland en Vathorst (waarvan de ontwikkeling nog in gang is). De beide laatste zijn zogenoemde Vinex-locaties.
Alle vier deze nieuwbouwwijken bevinden zich op het gebied van de -zoals De Jong haar aanduidt- protestantse gemeente te Hoogland. Die moest hier iets mee, maar wat? In zijn lezing bracht ds. Van Oord een „droom” onder woorden: „Een kans, zo’n groene strook. Geen oude tradities. Het wordt een leeg veld, bouwrijp gemaakt voor nieuwe ideeën en plannen. De aarde ligt te wachten op een hemelse droom. Daar is de uitdaging: doen alsof er niets is, je opnieuw begint. Hoe zou je het dan doen? Vaak zijn kerkelijke projecten in Vinex een kloon van de kerken zelf. Breek los uit moederkerken, en waag het. (…) En we nodigden mensen uit allerlei kerken uit.”
In elk geval moesten er géén nieuwe kerkgebouwen komen. „We dachten aan kleinschalige, laagdrempelige projecten in de wijk”, aldus ds. Van Oord destijds in zijn referaat. „Er kwamen inloophuizen met opbouwwerkers. En in kleine groepjes begonnen we op zondagmorgen een soort van basisgemeente. Op een kale plek, in een werkcontainer, met een kring rond een kaars.”
Echter, om kort te gaan: de kerkgebouwen kwamen er toch. Op dit moment treft de protestantse gemeente te Hoogland zelfs de voorbereidingen voor haar derde kerk, aldus dr. De Jong. „Je ziet hier een ontwikkeling van per se geen kerk naar per se wel een kerk.”
Stempel
De Jongs stelling is dat dit alles te maken heeft met het feit dat een kerkelijke gemeente niet alleen een organisatie is. „Wanneer ik dat complexe fenomeen alleen als organisatie benader, blijven er mijns inziens aspecten onderbelicht en valt onvoldoende te begrijpen waarom de dingen gaan zoals ze gaan.”
Een plaatselijke gemeente, aldus de onderzoeker uit Westervoort, is ook een sociale beweging, en ook een gemeenschap. De Jong: „In Hoogland blijkt de gemeenschap uiteindelijk het zwaarste stempel op het besluitvormend handelen te drukken.”
Om een en ander inzichtelijk te maken, introduceert hij in zijn dissertatie het begrip ”dynamische configuratie”. Deze bestaat uit de drie genoemde „gestalten” of „entiteiten”: organisatie, sociale beweging en gemeenschap. Tussen die drie is sprake van een complexe wisselwerking. „Een dynamische configuratie is meer dan het naast elkaar bestaan van drie entiteiten; de mengvorm leidt tot een geheel nieuw geheel waarbinnen die drie entiteiten in een evenwichtssituatie ten opzichte van elkaar staan.”
Organisatiesociologie
De Jong, werkzaam bij het Kaski (bureau voor onderzoek en advies naar religie en samenleving), verwacht met zijn studie onder andere een „bescheiden bijdrage” te kunnen leveren aan de organisatiesociologie.
Tijdens de promotieplechtigheid, donderdagmiddag, merkte prof. dr. W. F. de Nijs van de Radboud Universiteit op dat het eigenlijk vreemd is dat er op het terrein van de managementwetenschappen zo weinig onderzoek is gedaan naar de kerk als organisatie. „Samen met het leger behoort de kerk tot de oudste organisaties van onze beschaving. Je zou de kerk als een voorbeeld van „best practices” kunnen zien: hoeveel veranderingen heeft zij al niet weten te overleven! En ze bestaat nog steeds. Maar in de literatuur kom je dat helaas niet tegen.”
Het proefschrift leidde donderdag tot de nodige vragen. „Wat levert uw beschrijving eigenlijk op?” wilde prof. dr. ir. O. A. M. Fisscher (Universiteit Twente) van De Jong weten. „Ziet u aanknopingspunten richting generalisatie? Ik bedoel: als ik dominee was, of pastoor, wat zou ik er dan mee kunnen?”
De promovendus gaf aan dat zijn dissertatie „allereerst beschrijvend” van aard is. „Ik ben op zoek geweest naar een theorie, een model, waarmee je een kerkelijke gemeente of andere instantie kunt analyseren. Maar aanknopingspunten zijn er wat mij betreft zeker.” Bijvoorbeeld? „Ik stel vast dat de organisatie vaak in slechts beperkte mate invloed heeft op het besluitvormend handelen. Misschien moet zij soms toch meer op haar strepen gaan staan.”
Prof. dr. F. D. Pot (Radboud Universiteit): „U concludeert dat de drie entiteiten op elkaar inwerken, soms harmoniërend, soms in disharmonie. Maar uiteindelijk ontstaat er tussen die drie toch ook een evenwichtssituatie, volgens u. Mijn vraag is: is het niet normaler dat er sprake is van een verstoord evenwicht? Is een evenwicht niet bijna een wonder? Ik zou me toch kunnen voorstellen dat er in Amersfoort toch ook wel eens mensen met verhitte hoofden tegenover elkaar hebben gestaan. Hoe gaat de kerk daarmee om?”
De Jong, onder gelach: „Ik constateer constant conflicten, maar ik noem dat dynamiek.”