Manoeuvreren in een wereldstad
Hij is voorzitter van ’slechts’ een eenmansfractie, Rotterdams politiek talent van 2007 en leider van de vertrouwenscommissie die de voordracht verzorgde van de nieuwe burgemeester van Rotterdam, Aboutaleb. Remco Oosterhoff (31), een man met een „calvinistische bescheidenheid” en een persoonlijke motivatie voor het bedrijven van christelijke politiek namens de ChristenUnie/SGP-fractie in de Maasstad. „Mijn ambitie is niet om alleen dingen te zeggen waar mijn hele achterban achter staat.”
Hij had gehoopt dat hij het wat rustiger zou krijgen na de voordracht van Aboutaleb als nieuwe burgemeester van Rotterdam. „Niets is minder waar”, verzucht Oosterhoff.De Zuid-Hollandse commissaris van de Koningin, J. Franssen, riep de Rotterdamse CU/SGP-fractievoorzitter, zelf lid van de ChristenUnie, op het matje, omdat iemand uit de vertrouwenscommissie moet hebben gelekt. De naam van Aboutaleb lag daardoor voortijdig op straat. „Dat betreur ik zeer”, aldus Oosterhoff. „We proberen het tot op de bodem uit te zoeken. Daar zit nog veel extra werk in, waar ik van tevoren niet op had gerekend. Helaas, maar op een ander moment kunnen we weer achteroverleunen.”
U was als christenpoliticus voorzitter van een vertrouwenscommissie die voor het eerst een moslimkandidaat voordroeg voor een burgemeesterspost. Hoe is dat met elkaar te rijmen?
„Ik was verbaasd over de ophef in de media over de levensovertuiging van Aboutaleb. We hebben als commissie gekeken naar de kwaliteiten van de kandidaten. Door anderen zijn er allerlei zaken aan gekoppeld die niet op onze agenda stonden. Het is gewoon de gang der zaken dat nu een moslim eerste burger wordt van Rotterdam.”
Was Aboutaleb ook uw eerste keus?
„We hebben als vertrouwenscommissie een gezamenlijke voordracht gedaan. Aboutaleb kwam als beste uit de bus. Een verrassende keus, dat zeker. Maar ik sta er volledig achter.”
De commissie koos ervoor in één week de hele voordracht af te handelen. Waarom?
„Het verkleinde de kans op lekken. Bovendien hebben we op deze manier de tijd efficiënt besteed. We zijn van de ene donderdag tot de andere in touw geweest. De kandidaten kwamen voor het weekend op hun eerste gesprek. Daarna hebben we bepaald wie er de volgende week terug mochten komen. Alles was erop gericht om de voordracht gereed te hebben voor de raadsvergadering van 16 oktober.”
Het commissiewerk ging ook op zondag door.
„Klopt. De zondag is voor mij een rustdag, maar er zijn uitzonderingen. Ik ben niet zo rigide dat ik vanaf 00.00 uur zaterdagavond 24 uur lang niets onderneem. Om het zo te zeggen: Ik koop op zondag rustig een ijsje. Dat mijn opvatting over de zondag een discussiepunt zou kunnen zijn in de achterban? Ik vind de relevantie daarvan eerlijk gezegd nul komma één. Binnen de commissie hebben we afgesproken op zondag pas na de middag aan het werk te gaan. De ochtend kon iedereen vrij besteden. Die tijd heb ik gebruikt voor rust en bezinning. Ik heb een kerkdienst op tv gevolgd. Bovendien krijg ik van mijn collega’s ook genoeg ruimte voor het inhoud geven aan mijn geloof. Bij elke maaltijd werd een moment stilte gehouden voor gebed.”
In de raad vertegenwoordigt u de ChristenUnie en SGP. Strookt wat u uitdraagt over de zondag met de standpunten van deze partijen?
„Ik vind het flauw als juist dit punt er wordt uitgelicht. Ook voor mij is de zondag een rustdag. Ik ga op de eerste dag van de week nooit naar officiële gelegenheden. Er zijn wel eens uitzonderingen, zoals bij buitenlandse reizen of in het geval van de vertrouwenscommissie. Aan delen van het programma doe ik dan niet mee. Maar het is een gegeven dat op zondag ook andere zaken prioriteit krijgen. Het omgekeerde is ook het geval. Tussen mijn raadswerk door voer ik ook gesprekken met mederaadsleden of ambtenaren over geloofszaken.”
U bent 31 jaar en in de tweede stad van het land bent u voorzitter van de commissie voor de burgemeestersbenoeming. Bovendien werd u vorig jaar uitgeroepen tot politiek talent. Wat zegt dat?
„Mijn calvinistische bescheidenheid weerhoudt me ervan om dat aan mezelf toe te schrijven. Ik doe mijn werk naar beste weten en kunnen. Het is leuk als dat erkend wordt. Daar ben ik best trots op. Nog meer ben ik blij dat de procedure rond de voordracht op een goede manier is verlopen. Afgezien van het feit dat de naam van Aboutaleb op de dag van de voordracht in de krant stond, is er verder niets uitgelekt.”
Geeft uw leeftijd ook aan dat de omloopsnelheid van politici hoog is? Is er in de raad nog sprake van een collectief geheugen?
„Dat vraag ik me af. In 2000 kwam ik in de schaduwfractie, twee jaar later werd ik fractievolger en sinds 2006 zit ik in de raad. Helemaal onervaren ben ik dus niet. Bovendien moet er een zekere doorstroming zijn in de raad. En als je veel lang zittende raadsleden hebt, is dat allerminst een garantie dat die niet met de waan van de dag bezig zijn.”
Oosterhoff zag in 1977 in Zwijndrecht het levenslicht. Hij groeide op in een „keurig degelijk gereformeerd vrijgemaakt gezin” met een Friese vader en een Groningse moeder. Zijn vader was docent scheikunde aan de Gereformeerde Scholengemeenschap Randstad (GSR).
Hoe was de sfeer waarin u thuis opgroeide?
„Ik heb een prima jeugd gehad met veel gezelligheid. Mijn ouders kregen zeven kinderen, dus het was aan tafel niet gauw saai. Ik zat op dezelfde school als waar mijn vader lesgaf. Als ik er dan was uitgestuurd en beneden bij het kamertje van de rector zat, kwam pa wel eens langslopen. Hij zag me zitten en knikte me vriendelijk toe. ’s Avonds aan tafel deed hij net alsof er niets was gebeurd en vroeg hoe het was gegaan op school. Hij kon het vaderschap en zijn functie als docent heel goed scheiden.
Met zo’n groot gezin moest vooral mijn moeder veel organiseren. Iedereen moest op tijd zijn bed uit voor school en ’s avonds moest er wel even voor negen man eten op tafel staan. Er was altijd wel wat te doen in huis.”
De drukte in huize Oosterhoff betekende dat de kinderen ook de handen uit de mouwen moesten steken. „Om de beurt deden we de afwas.” Met een grijns: „Gelukkig mocht ik op dinsdag. De warme prak en het toetje aten we van hetzelfde bord. In het weekend was dat anders. Dan kwam er veel meer servies op tafel.”
Alle kinderen van het gezin Oosterhoff gingen studeren en dat kostte de ouders een smak geld. Achteroverleunen was er niet bij. Naast de klusjes thuis had Oosterhoff een krantenwijk. „Al vroeg leerden we dat alles in het leven je niet vanzelf komt aanwaaien. Het is nodig de handen uit de mouwen te steken om wat te bereiken. Mede daardoor ben ik goed voorbereid op een zelfstandige positie in maatschappij.”
Welke rol speelde het geloof in uw jeugd?
„In ons gezin werd keurig gebeden en gelezen. Op zondag bespraken we uit de kerk de preek. Het geloof speelde in die zin een vanzelfsprekende rol. Op mijn achttiende deed ik belijdenis. Dat werd nu eenmaal van je verwacht en bovendien deed bijna iedereen dat rond die leeftijd. Ik was op dat moment zeker niet onverschillig, maar pas na mijn belijdenis ben ik bewuster gaan geloven en is dat een persoonlijk geloof geworden. Ik ben nog steeds lid van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Maar achteraf gezien is de vrijgemaakte zuil voor mij wel eens wat benauwend geweest.
Ik ben opgegroeid met de gedachte dat de vrijgemaakte kerk de enige ware kerk is. Ik herinner me dat iemand uit onze gemeente trouwde met een christelijk gereformeerd meisje en daar ook ging kerken. Het feit dat hij vertrok werd zondags bij de afkondigingen „met leedwezen” aan de gemeente bekendgemaakt. Dergelijke zaken ben ik toch wel anders gaan zien.”
Waardoor?
„Na mijn komst bij de ChristenUnie en daarna bij Youth for Christ (YfC), waar ik nu werk, kwam ik in aanraking met veel andere christenen. Van hen kon ik veel leren. Toen ik bijvoorbeeld een aantal jaren geleden voor de eerste keer een kringgebed meemaakte, vond ik dat maar niks. Het was een voor mij onbekende manier van met je geloof bezig zijn. Nu vind ik het normaal en waardevol om op die manier samen met andere christenen te bidden.
Ik ben wat meer over de schutting gaan kijken. In veel instituties en traditionele kerken en partijen worden met enige regelmaat theologische discussies gevoerd waarbij men elkaar de maat neemt. Als christenen moeten we ervoor waken bij dat soort discussies de boel direct in twee kampen te verdelen.
Het mooie aan YFC is dat de organisatie benadrukt wat mensen bindt, zonder direct de andersdenkende christen te veroordelen. Bij YFC is de grote gemene deler dat Jezus Christus onze Verlosser is. Daaromheen ontstaat wel eens discussie over bijvoorbeeld kinderdoop en volwassenendoop. Maar dat moet elkaar niet in de weg staan.”
Het werk voor Youth for Christ bepaalt een belangrijk deel van uw agenda. Hoe is dat met uw raadswerk te combineren?
„Door af en toe te schipperen. De combinatie van beide ’banen’ vind ik heerlijk. Bij de afdeling lokaal werk, waarvan ik hoofd ben, helpen we jongeren bij hun persoonlijke ontwikkeling. Velen kampen met problemen op school of thuis. Wij proberen in ons werk iets te tonen van de liefde van Christus voor hen.”
Krijgt u scheve blikken van collega’s als u weer eens naar een raadsvergadering moet?
„Integendeel, een aantal van hen volgt het met interesse en vraagt ernaar. En ze weten dat ik soms verplichtingen elders heb. Dat is een gegeven.”
Wat is uw politieke droomfunctie?
„Geen idee. Ik houd graag alle opties open. Een pluchezitter, iemand die jaren in de raad blijft plakken, wil ik zeker niet zijn. Politiek werk is leuk en relevant, maar voor je het weet denk je belangrijk te zijn. Dan is het goed om je te realiseren dat op straat vrijwel niemand weet waarover de gemeenteraad de komende week debatteert.”
Juist in die raadsdebatten oogst Oosterhoff bewondering bij vriend en vijand. Hij zou een goede netwerker zijn, een analyticus en sterk communicatief. Geen geringe beoordeling voor iemand die nog niet zo heel lang in de gemeenteraad zit.
De vraag is hoe hij die vaardigheden kan uitbuiten om in debatten de Bijbelse opvattingen van CU/SGP voor het voetlicht te brengen. „Allereerst probeer ik iets van mijn christen-zijn te laten zien door geduldig, verstandig en oprecht te zijn. In debatten zul je me niet snel Bijbelteksten horen gebruiken. Ik gebruik Gods Woord echter wel heel vaak als inspiratiebron.”
Zijn er ook situaties waarin u op de man af zegt dat de Bijbel iets verbiedt?
„Dat is een lastig dilemma. Aan de ene kant wil daarover helder kunnen zijn, maar anderzijds wil ik met mijn opmerking een positief effect bereiken. Ik wil ervoor waken als moraalridder in de hoek te worden gezet.
Neem de Dance Parade van vorig jaar zomer. In het debat erover heb ik nog niet eens gezegd dat de Bijbel een dergelijk blootfestijn verbiedt. Ik heb slechts aangegeven dat ik al dat bloot in de openbare ruimte, waarin zich ook kinderen bevinden, niet passend vind. Die mening is naar mijn idee niet heel raar, maar zo werd ze in de media wel neergezet. Als je van buitenaf in zo’n hokje wordt gezet, is het erg moeilijk om nog wat te bereiken.”
Om dezelfde reden zal Oosterhoff niet snel zeggen dat alle winkels in Rotterdam op zondag dicht moeten. „Zo’n voorstel is bij voorbaat kansloos. Het moet niet zo zijn dat ze zeggen: O, daar heb je die Oosterhoff weer. Wij zijn geen partij met alleen maar moraalridders. Ik ga liever het debat aan dan dat ik de discussie bij voorbaat doodsla door te zeggen dat iets verboden moet worden. Symboolpolitiek is leuk, maar je moet ook wat bereiken. Daarnaast hebben we ook over een heleboel andere thema’s een relevante mening en dragen we bij aan de politieke besluitvorming.”
De SGP, deels uw achterban, staat wel degelijk getuigenispolitiek voor.
„Het partijbestuur heeft groen licht gegeven voor mijn benoeming. Ik voer regelmatig gesprekken met het bestuur waarin dit soort dilemma’s aan de orde komt. Er zal altijd een deel zijn van de achterban dat het niet met me eens is. Maar mijn ambitie is niet om alleen dingen te zeggen waar mijn hele achterban achter staat.”
Bestuurders en raadsleden die getuigenispolitiek voorstaan zijn naïef?
„Dat weet ik niet. Het is een heel verschil of je bijvoorbeeld een vloekverbod of een verbod op een zondags marathonevenement eist in Staphorst, of dat je moet opereren en manoeuvreren in een grote stad als Rotterdam.
Ik kan voortdurend blijven roepen dat bijvoorbeeld de marathon van Rotterdam niet mag doorgaan. Na zo’n opmerking is het lekker achteroverleunen met het idee dat ik het dan toch maar mooi heb gezegd. Maar ten diepste weet ik heel goed dat de marathon toch wel doorgaat. Ik probeer juist in dergelijke debatten de overlast van zo’n evenement voor de kerkgangers zo veel mogelijk te beperken. Dat is mijn missie.
Verdrietig is het dan te constateren dat de kerken zich terugtrekken in zichzelf. Waarom gaan kerkgangers niet met een kraampje langs de route staan om mensen bekend te maken met het Evangelie?
Omdat ze liever naar de kerk gaan misschien?
„De zondag is allereerst een dag van kerkgang, maar op een koopzondag zouden kerkelijke gemeenten kunnen overwegen de evangelische boekwinkel open te doen. Al die duizenden mensen die langskomen kun je in aanraking brengen met het Evangelie. Dat is toch prachtig?”
Levensloop
Geboren op 6 september 1977 in Zwijndrecht.
Havo opleiding Gereformeerde Scholengemeenschap Randstad (GSR) te Rotterdam.
Hbo lerarenopleiding economie aan Hogeschool Rotterdam.
Docent vmbo economie aan GSR (1999 2001).
Ondernemer/freelancedocent bij diverse opleidingsinstituten (2001 2005).
Directielid particulier opleidingsinstituut (2005 2007).
Manager bij Youth for Christ Nederland (2007 heden).
Steunfractielid/fractiemedewerker ChristenUnie/SGP Rotterdam (vanaf 2000).
Burgerlid diverse raadscommissies (2002 2006).
Fractievoorzitter Rotterdamse CU/SGP (2006 heden).
Vicevoorzitter enquêtecommissie onderzoek Museumparkgarage (2007).
Voorzitter vertrouwenscommissie (2008).
Politiek talent (journalistenprijs regionale/landelijke media) (2007).
Nominatie verkiezing Jong Raadslid van Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2008).