Grond
„Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven.”
Mattheüs 5:5De meeste christenen komen in het bezitten, laat staan in het oefenen van deze deugd, zelfs zo ver nog niet als de heidenen. In plaats van zachtmoedigheid in het dragen van leed en ongelijk, hebben de meeste een gemoed dat vol toorn en wraaklust is. Zij hebben een hart dat omtrent hun naaste onverzoenlijk is. Op de minste belediging, soms maar ingebeeld, vat men de woorden en daden van hun naasten kwaad op. Wat hebben vele heidenen in die edele deugd van zachtmoedigheid niet uitgeblonken, als zij soms bittere lastering hun aangedaan edelmoedig doorstonden.
Laat ik nu eens stellen dat u zo zachtmoedig bent als een lam in het dragen van leed en ongelijk. Dan kan dit nog maar een heidense schijndeugd zijn en meer niet. De christelijke zachtmoedigheid is een vrucht van de Heilige Geest die de bezitter zalig maakt. Deze ontbreekt u nog. Maar, zult u zeggen, ik draag geen wrevel of wraakzucht in mijn hart. Ik vergeef mijn naaste het leed wat hij mij heeft aangedaan en zoek mij niet te wreken. Dit is in zoverre goed, maar niet genoeg. Het zal er op aan komen wat de grond is waaruit uw zachtmoedigheid spruit: uit de natuur, of uit de genade; uit het vlees of uit de Geest. Uit welk inzicht oefent u uw zachtmoedigheid?
Johannes Barueth,
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1752)
predikant te Dordrecht