Het belang van kinderevangelisatie
Titel:
”Met dank aan de juf”
Auteur: J. J. Frinsel
Uitgeverij: Den Hertog, Houten, 2002
ISBN 90 331 1666 9
Pagina’s: 207
Prijs: € 11,50. Sommige mensen vergeet je je leven niet. Dat herkent ook J. J. Frinsel. Nog vaak denkt hij aan zijn oude kleuterjuf terug: juffrouw Huisman. Op pensioengerechtigde leeftijd ontmoet hij haar nog één keer. Dat was aanleiding tot het schrijven van ”Met dank aan de juf”, dat overigens nog tien jaar op zich heeft laten wachten. Met dit boek wil de schrijver laten weten hoe wonderlijk Gods weg met zondaren kan zijn. Bovendien toont hij het belang van kinderevangelisatie aan.
Met grote ogen kijkt de jongen de wereld in. Zijn wereld. De Jordaan, van voor de Tweede Wereldoorlog. Op de voorkant van het boek ”Met dank aan de juf” staat een tekening van Frinsel als kleine jongen. Groen jasje, witte muts. Hoewel uit het boek niet duidelijk naar voren komt dat het de schrijver zelf is die daar staat, herkennen degenen die beter weten zijn levensloop.
Het boek gaat over een hijfiguur die na lange tijd terugkomt op de plaats waar hij is opgegroeid. Hij mijmert er op los en zo komen de gedachten boven aan een tijd die voor hem gekenmerkt werd door triestheid, somberheid en angst. Maar ook door een vrede, die hij echter pas later zal herkennen.
Zeer gedetailleerd beschrijft hij het huis waar hij in die tijd woonde, in zijn herinnering een deprimerende woning. De kleine kamer hing vanaf de lage balken vaak vol met nat wasgoed. Daar, tussen die lakens, hemden en borstrokken, speelde hij. In het boek schrijft hij: „Na de Tweede Wereldoorlog had hij op het huis een bordje ”onbewoonbaar verklaard” zien staan, maar hij weet zeker dat de gemeente Amsterdam met die verklaring wel heel erg aan de late kant was gekomen.”
Behalve zijn familie -vader moeder, broer en zus- huisden er in die tijd voor de oorlog ratten en muizen. Eén keer vond hij een dood exemplaar in de emmer met water waarmee hij zich moest wassen. Het vergrootte opnieuw de angst die de kleine jongen had voor de dood.
In al die ellende en somberheid was er één lichtpuntje in Frinsels jonge leven. De dokter raadde zijn ouders aan hem naar de kleuterschool te sturen. Daar bij juffrouw Huisman leerde hij een heel andere werkelijkheid kennen. Hij hoorde voor het eerst in zijn leven het Evangelie en dat maakte diepe indruk op de angstige jongen. Achteraf zegt hij dat tijdens die lessen op de kleuterschool het zaad is gestrooid voor de verandering die in zijn leven heeft plaatsgevonden.
Blik op oneindig
Er is een groot verschil tussen de omstandigheden van toen en die van nu. Frinsel woont inmiddels samen met zijn vrouw in een rijtjeshuis in Montfoort. Hij heeft haar leren kennen tijdens een evangelisatieactiviteit. Foto’s van kinderen en kleinkinderen hangen aan de muur. Op de salontafel liggen verschillende boeken en tijdschriften. Sommige ervan zijn uitgaven van de vereniging Tot Heil des Volks, waarvan Frinsel lange tijd directeur was. Boven staat de computer waar hij sinds jaar en dag zijn vele verhaalideeën op uitwerkt. Vele kinderboeken, maar ook boeken voor volwassenen -zowel fictie als non-fictie- zagen daar het licht.
In zijn boeken gaat het geregeld over de Jordaan, de buurt waarin hij opgroeide en waaraan hij zijn prachtige Amsterdamse tongval overhield. In zijn boeken maken jongens daar spannende avonturen mee. Allemaal fictie, want zelf was de kleine Johan een bang jongetje dat liever thuis een boek las dan er met vrienden op uit te gaan om kattenkwaad uit te halen.
Over een boek doet Frinsel gemiddeld zo’n vier maanden. Met de blik op oneindig en starende ogen zit hij achter z’n bureau, je ziet als het ware zijn hersens kraken. „Dan pieker ik over een volgende zin of een volgende passage. Die kan me dan opeens te binnen schieten.” Hij is volgens zichzelf geen geordende schrijver. „Ik bedenk niet van tevoren voor wie een boek bedoeld is of hoe het precies zal aflopen. Het is zelfs zo dat ik tijdens het schrijven benieuwd ben welke wending een verhaal zal gaan nemen.”
Geregeld komen zijn boeken op aanvraag tot stand. „Dan belt iemand op die bijvoorbeeld een kinderverhaal zoekt. Dan denk ik daar eens over na. Als ik er iets in zie, begin ik.”
Verwondering
Zijn laatste boek is met de andere vergeleken uniek te noemen, hoewel hij het zelf geen autobiografie wil noemen. „Alles wat erin beschreven staat, gaat over mezelf. Maar een autobiografie is breder. Die gaat over alle facetten in een mensenleven. Bij dit boek is dat niet zo. Het beschrijft m’n jeugd en de betekenis die juffrouw Huisman daarin heeft gehad.
Het idee voor dit verhaal ontstond tijdens een interview dat ik eens gaf. Daarin vertelde ik over m’n leven en over mijn oude juf Huisman, die ik graag nog eens zou willen ontmoeten. „Dat u uw eigen verhaal niet een keer op schrift stelt”, zei de interviewer. Dat idee heeft me niet losgelaten. Door een radio-interview waarin ik vertelde dat ik mijn oude juffrouw zocht, kwam ik weer met haar in contact. Ik heb haar namens alle kinderen uit onze toenmalige klas mogen bedanken en bemoedigen. Ik vond daarin een mooie aanleiding om het idee verder uit te werken.”
Frinsel heeft heel bewust de keuze gemaakt dit deel van zijn leven in een boek te beschrijven. „Ik wilde met dit verhaal overbrengen dat God in mensenlevens werkt op een manier die wij niet zouden kunnen bedenken. Uit het verhaal is ook duidelijk te zien dat God bezig is met alle mensen. Zonder dat die er zelf naar hoeven te vragen. Dan kun je achteraf alleen maar vol verwondering omzien. Hoe Hij alles leidt.
Het verwondert mij dat een ongelovige dokter mijn ouders adviseerde mij naar een kleuterschooltje te doen. En dat ik daar voor het eerst in mijn leven het Evangelie mocht horen.” Het is ook de reden waarom Frinsel het boek niet in de ik- maar in de wat afstandelijkere hijvorm heeft geschreven. „Ik wilde de aandacht niet bij mezelf leggen, maar bij God en hoe Hij werkt in deze tijd.”
Prilste jeugd
Volgens Frinsel zet wat er in je prilste jeugd gebeurt, de toon voor de rest van je leven. „Kijk maar eens naar Mozes. De eerste vier jaar heeft hij bij zijn ouders gewoond, daarna werd hij opgevoed aan het heidense hof van Egypte. Ruim 36 jaar lang zijn er allerlei onwaarheden in hem gepompt. Maar wanneer hij veertig is, denkt hij toch weer terug aan zijn volk en wat hij thuis heeft geleerd. Dat is bijzonder.”
Frinsel geeft daarmee direct aan hoe belangrijk kinderevangelisatie is. „Dat is ook mede de reden waarom ik me na m’n bekering met dat soort evangelisatie heb beziggehouden.”
Ook dat wat moeders thuis aan hun kinderen doorgeven, noemt Frinsel van levensbelang. „Dat wordt vaak onderschat, maar het staat niet voor niets in de Bijbel: „Prent het ze in!”” Moeilijk vindt hij het dat enkele van zijn eigen kleinkinderen dit stuk godsdienstige opvoeding moeten missen. „Ze horen niets over Gods Woord in hun opvoeding thuis of op school. Dat doet pijn.”
Toch is hij altijd voor de bekering van zijn familieleden blijven bidden. En volgens hem heeft dat resultaat. „Ook al geloven wij er zelf misschien niet eens meer in. Dat had ik tenminste bij de bekering van mijn vader. Die is op 67-jarige leeftijd tot verandering gekomen.”
Dreiging
Een volgend boek staat nog niet op stapel, maar het idee is er al wel. „Ik denk er wel eens aan om iets over de dreiging te schrijven die er over de wereld hangt. Er moet gewaarschuwd worden tegen de duistere krachten in de lucht. Daar wordt vaak veel te gemakkelijk over gedacht. Wel is het duidelijk dat de laatste dagen moeilijk zullen zijn en dat we ons daar als christenen tegen moeten wapenen. Ik schrik wanneer ik bijvoorbeeld tijdens een voordracht merk hoe weinig mensen -jong en oud- weten van de bijbelse geschiedenissen. Is er nog kennis? vraag ik me dan af. Maar hoewel ik zeker ben van de noodzaak van zo’n boek, vind ik het moeilijk om over dit onderwerp te schrijven. Het is riskant om op dit terrein veel te fantaseren.”