„Gebruik ervaringen in vak godsdienst”
Het godsdienstonderwijs op basisscholen kan verrijkt worden door meer gebruik te maken van de beleving van kinderen. Het vak krijgt een grotere plaats als het meer geïntegreerd wordt met andere vakken.
Dat stelt onderwijsadviseur C. B. Vreugdenhil op grond van onderzoek naar het godsdienstonderwijs op christelijke scholen. Het werd in de periode 2003-2007 uitgevoerd voor het lectoraat onderwijs en identiteit van hogeschool Driestar educatief. De resultaten, verwerkt in het boek ”Kinderen leren geloven”, werden woensdag tijdens een studiemiddag in Barneveld gepresenteerd.Het onderzoek richtte zich op de vraag hoe leerkrachten aankijken tegen de godsdienstige ontwikkeling van kinderen en hoe ze in hun benadering rekening houden met verschillen tussen kinderen.
Leraren noemen de overdracht van kennis en morele opvoeding als belangrijke doelen van het godsdienstonderwijs, constateert Vreugdenhil, tot vorig jaar werkzaam bij onderwijsadviesbureau Centraal Nederland. „Wil je echt bijdragen aan de geloofsontwikkeling van kinderen, dan moet je samen met hen iets beleven. Daar zouden leerkrachten meer aandacht aan kunnen besteden. Als het gebeurt, zijn het voor leraren en leerlingen vaak gouden momenten”
Vreugdenhil pleit ervoor meer aan te haken bij reële situaties. „Dat gebeurt wel bij ziekte of sterfgevallen in de school of de schoolomgeving, maar het kan veel vaker. Er is meer integratie met andere vakken mogelijk. Daardoor krijgt het godsdienstonderwijs een grotere plaats binnen de school.”