Zachtmoedig
„Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven.”
Mattheüs 5:4De Heiland begon Zijn zaligsprekingen, die Hij tot zijn discipelen en de verdere schare hield, met de armen van geest. Hij erkende hun geestelijke behoefte en gevoelde die recht. Hij ging daarna zeer gepast over naar de treurige, die onder het smartelijk gevoel van deze geestelijke armoede een vloed van tranen stortte, met een heilige droefheid die naar God is en een onberouwelijke bekering werkt tot de zaligheid.
Die nu van zo’n weke en neergeslagen geest is, kan ook niet anders dan met een stil en bedaard gemoed met zijn naaste verkeren. Ziende op zichzelf en op zijn eigen fouten, zal hij ook het geestelijke gebrek van zijn naaste gaan betreuren en hem met zachtmoedigheid tot bekering zoeken te brengen. Daarom vervolgt de Heiland deze zaligsprekingen met zachtmoedigen, hen lerende met Paulus in 2 Timotheüs 2:25: „Met zachtmoedigheid onderwijzende degenen die tegenstaan; of God hun te eniger tijd bekering gave tot erkentenis der waarheid.”
Door zulk zachtmoedig onderwijs zouden de toehoorders aan Zijn rijk zich onderwerpen en zo de wereld overwinnen. We hebben hier dus een wonderspreuk die uit de mond van die gezegende Heiland vloeit. Want wat worden de zachtmoedige weerlozen hier op aarde niet dikwijls verdrukt. Wat hebben ze niet veel te lijden van de wereld. Omdat hun wapens niet vleselijk zijn, valt de wereld hen aan.
Johannes Barueth,
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1752)
predikant te Dordrecht