Sarkozy berijdt als EU-voorzitter Frans stokpaardje
President Sarkozy fungeert momenteel als chef van de EU, in een periode dat het wereldwijde financiële bestel schudt op zijn grondvesten. Hij grijpt de omstandigheden aan om te proberen het oude Franse ideaal van wat hij aanduidt als een economische regering van Europa te verwezenlijken.
Met veel dynamiek geeft hij leiding. Hij organiseert het ene na het andere spoedberaad en hij strooit kwistig met allerlei plannen. De Unie mag er blij mee zijn, want de turbulente tijden waarin ze verkeert vragen om een voorzitter die met daadkracht opereert. Eerst rukte hij uit om de oorlog in Georgië te stoppen, daarna kreeg hij de ongeëvenaarde crisis rond de banken en het mondiale geldsysteem voor zijn kiezen.Dat hij zich met verve kwijt van zijn taak, daarover zijn de opvattingen eensluidend. Hij beleefde het voor hem waarschijnlijk mooiste succes in zijn huidige rol twee weken geleden, op 12 oktober. Toen smeedde hij op het Elysée met de hoogste politieke bazen van de vijftien eurolanden een alliantie die, in navolging trouwens van de Britten, garanties toezegde voor leningen in het interbancaire verkeer, met de bedoeling de opgedroogde kredietstromen weer op gang te brengen.
Dat was nu precies wat Sarkozy altijd al voor ogen stond: als leiders van de Europese naties met het gemeenschappelijke betaalmiddel gezamenlijk economische maatregelen treffen en op die manier een soort economische regering vormen. Zo veel jaren na de introductie van de eenheidsmunt eindelijk een bijeenkomst van staatshoofden en premiers. Hoe is het mogelijk dat we daarop zo lang hebben moeten wachten? vroeg de Franse president zich deze week hardop af. Hij ruikt zijn kans: wat hem betreft vindt er veel vaker zo’n conclaaf plaats.
De eurogroep vergadert regelmatig, bijna maandelijks, maar alleen op het niveau van de ministers van Financiën. Formele beslissingen kunnen zij zonder hun collega’s van de overige twaalf EU-partners niet nemen. Premier Juncker van Luxemburg, die in het groothertogdom tevens de schatkist beheert, treedt op als vaste voorzitter van het periodieke overleg.
Voor deze constructie is destijds gekozen om te vermijden dat het betrokken blok -op 1 januari sluit Slowakije als zestiende lid aan- uitgroeit tot een machtsfactor die pressie uitoefent op de Europese Centrale Bank (ECB). Dit laatste past niet bij de onafhankelijke status die de Unie bezit.
Op dit punt verschillen Duitsland en Frankrijk traditioneel van mening. Onze oosterburen zijn wars van politieke inmenging in het rentebeleid, bang dat dit de inflatiebestrijding en daarmee de waarde van het geld ondermijnt. De Fransen belijden met de mond dat ook zij de autonomie van de in Frankfurt gevestigde monetaire instelling respecteren, maar bij de oprechtheid daarvan zijn vraagtekens te plaatsen. Meerdere malen klinken er van hun zijde openlijke aansporingen aan het adres van Trichet tot een renteverlaging om de economische groei te stimuleren.
Sarkozy pleit ervoor als regeringschefs uit de eurozone voortaan regelmatig een top te beleggen. Verder meldde de krant Le Monde enkele dagen terug dat hij dan graag zelf voorlopig de regie blijft voeren over die club. Later liet zijn minister van Europese Zaken, Jouyet, weten dat in de Franse visie ook Juncker die post best mag bekleden; als de beoogde vergaderingen er maar komen.
Tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kent de EU een roulerend voorzitterschap. Begin volgend jaar wordt Frankrijk afgelost door Tsjechië, een van de nieuwelingen onder de 27, zonder ervaring en met bovendien een weinig enthousiaste opstelling tegenover de Europese integratie. In Brussel is het geen perspectief waar velen naar uitkijken.
Halverwege 2009 neemt Zweden het estafettestokje over. Beide landen hebben (nog) niet de eenheidsmunt. Laat Sarkozy de eurogroep aanvoeren, dan zijn we bij de verdere aanpak van de kredietcrisis toch verzekerd van een sterk leiderschap, luidt de redenering in Parijs.
Of de ideeën veel steun zullen krijgen, valt te betwijfelen. Denk aan de controverse met de Duitsers als het gaat om de positie van de ECB. Voorts zou een opwaardering van de eurogroep kunnen uitmonden in een tweedeling binnen de Unie. De andere lidstaten praten dan immers niet mee.
Sarkozy kent de bezwaren. Vorige week op de EU-top in Brussel roemde hij de coördinatie bij de inspanningen om de problemen in de financiële sector op te lossen. Zou een zelfde samenwerking niet nodig zijn op economisch vlak? opperde hij op zijn persconferentie. Om van zijn kant, driftig gebarend met zijn wijsvinger, daarover op te merken: „Ja, ja, ja, vindt Frankrijk.” Meteen gevolgd door de constatering: „Bestaat daarover unanimiteit? Nee, nee, nee.”