Onbewogen
„Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.” Mattheüs 5:4
Waar zijn tegenwoordig die zalige treurenden over hun armoede van geest? Waar zijn zij, die treuren over de naaktheid en de ledigheid van hun ziel, die van nature is zonder Gods genade en onder Zijn toorn ligt? Wat verspillen we veel tranen over veel dingen, behalve over onze zonden. Daarover wordt door de meesten niet een traan gestort. Hoe week van ogen ze anders ook mogen zijn, over hun zonden zijn ze hardvochtig, ongevoelig en tot geen tranen te bewegen. Als armoede hun overkomt en aardse belangen op niets uitlopen, als vrienden en magen van hen afsterven, dan hebben ze tranen in overvloed. Aan hun arme ziel, die dood is in de zonde en die onze droefheid het meest verdient, kunnen ze zonder de minste bewogenheid spreken. De zonde maakt een kind van God zo benauwd dat hij met de verloren zoon uitroept: „Ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u.” Een werelds mens stapt daarentegen zo gemakkelijk over de zonde heen. Zo zijn zonden openbaar zijn geworden, hij zal zich meer schamen voor de mensen dan voor God. Zij weten niet wat treuren over de zonde wil zeggen. Zij leven gerust en zorgeloos, rijgen de dagen aaneen zonder te denken aan dood en eeuwigheid en dat de bezoldiging van de zonde de dood zal zijn.Johannes Barueth,
predikant te Dordrecht
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1752)