Feministisch maandblad Opzij viert dertigste verjaardag
„Een moeilijke leeftijd 30 jaar, zegt de 59-jarige Cisca Dresselhuys, hoofdredacteur van de 30-jarige Opzij. „Ik zou best weer jonger willen zijn, 40 jaar of zo, maar geen 30.”
Drie decennia lang neemt het feministisch maandblad Opzij het op voor vrouwen. Het jubileum wordt deze week gevierd met een themanummer over dertigers. Bij de bijna dubbel zo oude hoofdredacteur bestaat weinig enthousiasme voor dertig. „Vooral voor vrouwen is het een moeilijke leeftijd: de keuze voor wel of geen kinderen dringt zich op, voor een carrière of geen carrière, voor een fulltime baan of deeltijdwerk. Bij dat alles willen vrouwen, heel begrijpelijk, ook nog een leuk sociaal leven. Een moeilijke combinatie”, zegt Dresselhuys.
De hoofdredacteur meent dat juist op deze leeftijd het verschil in mogelijkheden tussen mannen en vrouwen zich manifesteert. „Tot de kinderen komen, gaan mannen en vrouwen van nu veelal gelijk op. Ze hebben dezelfde opleiding, beiden een baan, doen samen het huishouden. Dan komen er kinderen en dat regel je niet even tussen neus en lippen door. Een kind is geen poes, die je gewoon alleen kunt thuislaten met een bakje brokken. In de praktijk zit dan ineens de vrouw thuis en werkt de man meer dan ooit”, aldus Dresselhuys. Veel mannen hebben wel goede voornemens op dit gebied, maar slechts een miniem deel gaat daadwerkelijk minder werken, verwijst Dresselhuys naar een FNV-onderzoek.
Het geeft Opzij ook na dertig jaar nog genoeg stof tot schrijven. „Wij laten bijvoorbeeld zien hoe het wel kan met een reportage over zorgende vaders. Als vrouwen zo’n verhaal eens naast de andijviestamppot leggen, zien hun fulltime mannen dat het ook anders kan, meent Dresselhuys.
Zelf klimt de hoofdredacteur ook nog altijd in de pen. Maandelijks legt ze een bekende Nederlandse man langs de Feministische Meetlat. Een nieuwe lichting ministers biedt weer tal van kandidaten. Dresselhuys wordt gebeld door een woordvoerder van minister De Geus (Sociale Zaken). „De minister wil niet meewerken nu hij demissionair is. „Jammer, misschien later weer”, antwoordt Dresselhuys. De hoofdredacteur dringt niet aan, kandidaten genoeg. Afspraken met inmiddels ex-minister Heinsbroek zijn al gemaakt.
Dresselhuys had zelf ook deel uit kunnen maken van de regering. De LPF vroeg haar voor de post staatssecretaris voor Emancipatiezaken. Ze leek de aangewezen kandidaat, maar bedankte voor de eer. Dresselhuys is er kort over. „Ik ben journalist en wil niet in de politiek. Bovendien was het de verkeerde partij.”
Ze windt zich er ondertussen wel over op dat de politieke partijen met zo weinig vrouwelijke bewindslieden kwamen. Volgens Dresselhuys zijn er genoeg geschikte vrouwen te vinden, maar moet je ze wel op tijd zoeken. „Vrouwen denken langer na. Een man wordt gevraagd voor zo’n functie, die voelt zich vereerd en zegt ja. Een vrouw denkt, heel verstandig, na: wat geef ik op en kan ik het wel? Bij een vrouw moet je niet op het laatste moment aankomen met een dergelijk verzoek.”
Een van die vrouwen die zich in de politiek waagt, is Ayaan Hirsi Ali. De Somalische baarde onlangs opzien door haar overstap van de PvdA naar de VVD. Hirsi Ali strijdt vooral voor de emancipatie van moslimvrouwen. Dresselhuys heeft zich steeds pal achter Hirsi Ali geschaard, maar zegt dat haar steun en mogelijk nog eens een advies het enige is dat ze heeft te bieden.
„De strijd die allochtone vrouwen voeren voor hun rechten is vergelijkbaar met het gevecht van feministen in de jaren ’60 en ’70. Ook toen moesten enkele voortrekkers het doen. Groot voordeel was natuurlijk dat die vrouwen oer-Nederlands waren, hier geworteld en de taal spraken. Gezien die achtergrond kunnen Nederlandse feministes allochtone feministes nu heel goed steunen. Maar deze vrouwen zullen hun eigen strijd moeten strijden. Allochtone vrouwen hebben weinig aan een Cisca Dresselhuys die het voor hen opneemt. Ze moeten het uiteindelijk zelf doen.”
Dresselhuys verwacht dat de strijd van de allochtone vrouwen nog lang zal duren. Evenals het gevecht voor bijvoorbeeld het recht op vrije abortus waarvoor zij streed, tientallen jaren op zich liet wachten. Veel vrouwen profiteren nu van de verworvenheden van de eerdere feministen. Nadat Aletta Jacobs in 1871 als eerste vrouw haar plaats bevocht op de Universiteit van Groningen duurde het nog bijna vijftig jaar voor vrouwen kiesrecht kregen.
Dresselhuys meent dat de vrouwen van nu dankbaar moeten zijn voor de strijd van hun moeders en oma’s; een beetje meer historisch besef zou wel op zijn plaats zijn. Dertig jaargangen Opzij bieden daarbij een overzicht van zaken waarvoor vrouwen zich hard hebben gemaakt en nog steeds maken.