Opinie

Nederlandse identiteit onrustig bezit

De Nederlandse identiteit: feit of fictie? Over die vraag hield ir. B. J. van der Vlies donderdagavond in Dordrecht een van de twee inleidingen voor de Johan de Wittlezing. De Nederlandse identiteit is voor hem een feit, maar tegelijk een onrustig bezit, dat alleen houdbaar is als de kernwaarden van onze rechtsstaat geijkt worden aan Bijbelse waarden en normen. Een samenvatting.

10 October 2008 08:16Gewijzigd op 14 November 2020 06:31

Identiteit raakt aan bezieling. Een gedeelde identiteit heeft een sterk samenbindende werking. Door het ontbreken van een gemeenschappelijke identiteit kan een samenleving gefragmenteerd en versplinterd raken. Overeenstemming over het gewenste waarden- en normenpatroon laat zich dan steeds moeilijker vinden.Vanouds vormde het christendom een belangrijk fundament voor onze westerse cultuur. Dat is snel aan het veranderen. Restanten die herinneren aan ons christelijke verleden worden gesloopt of vervangen door hun tegenpolen. Denk aan de bescherming van het leven, het huwelijk, de seksuele moraal en de plaats van de zondag. Zelfs een verwijzing naar het christelijke verleden in het concept voor de Europese grondwet was voor velen een brug te ver.

Het christendom kan niet meer als het dominante fundament van het Westen of van Nederland worden aangemerkt. Dat heeft gevolgen. De christelijke godsdienst werkt samenbindend en bezielend, als ze echt leeft. Het beleven en koesteren van de christelijke identiteit kan waarborgen dat de eigen identiteit niet wordt opgeslokt door een andere ongewenste identiteit, bijvoorbeeld door de islamitische.

Het christendom biedt immers een schat aan identiteit en zelfkennis. Hoe verdedigen we onze cultuur tegenover andere opkomende, mogelijk minder gewenste culturen? Waar staan we nog voor? Wat stellen we er met elkaar tegenover? Hebben we nog wel iets te bieden? Cruciale vragen, waarop Europa geen krachtig antwoord heeft.

Daarom is er alle reden om na te denken over onze identiteit. Wat is precies onze identiteit? Prinses Máxima gaf ongeveer een jaar geleden aan dat zij dé Nederlander of dé Nederlandse identiteit niet had ontdekt, althans niet had kunnen vinden. Gefronste wenkbrauwen waren het gevolg. Die constatering heeft velen geraakt.

Voor minister-president Balkenende staat het beeld wel van de waarden die Nederland sterk hebben gemaakt ongeveer vast. Hij somde deze enkele weken terug op tijdens de algemene beschouwingen: „Oog hebben voor elkaar, respectvol en solidair, dynamiek en ondernemerschap, degelijke overheidsfinanciën, openheid en constructieve samenwerking met andere landen.”

Hij noemde ze bepalend voor het vertrouwen in ons land en in onszelf. Hij vervolgt: „Nederland is door de eeuwen heen opgebouwd door rijke en arme mensen, door mensen afkomstig uit zeer uiteenlopende regio’s, door mensen met eigen gebruiken en culturen en door mensen met verschillende geloofsovertuigingen. In die samenwerking ligt de kracht van Nederland.”

Koopman en dominee
Uit deze analyse blijkt in elk geval een sterke referentie aan onze nationale historie. Terecht, de Nederlandse identiteit valt slechts te duiden vanuit onze geschiedenis. Een enkele grondtrek slechts:

-Onze geschiedenis laat grote vasthoudendheid zien in de strijd om onafhankelijkheid. De tirannie -in wat voor vorm ook- werd verdreven. Een grondtrek in de volksaard is daarna gebleven een sterk geloof in rechtvaardigheid van de eigen zaak.

-De historicus Van Deursen heeft het grote succes van de gouden eeuw toegeschreven aan de (sindsdien spreekwoordelijke) combinatie van de koopman en de dominee. Zij zijn in zijn ogen de dragers van de Nederlandse staat en cultuur geworden. Afwisselend steken beide disciplines tot de dag van vandaag in de politieke discussie op het nationale en vooral internationale platform hun waarschuwende vingertje omhoog.

-Nederland werd juist tijdens een cruciale fase in de strijd om onafhankelijkheid een toevluchtsoord voor diverse lieden die om lijf en goed de wijk moesten nemen. Religieuze motieven of politieke beweegredenen, de dragers ervan werden gastvrij ontvangen. De voedingsbodem tot een, zeker verhoudingsgewijs, tolerante samenleving.

-Het begrip vrijheid staat hoog genoteerd. De drang tot ongebondenheid, autonomie en zelfbeschikking is manifest, zeker naarmate secularisatie en ontkerkelijking diepere sporen trekken en de geest van de verlichting doorwerkt.

-Onmiskenbaar is de wordingsgeschiedenis van Nederland nauw verbonden aan de doorwerking van de Reformatie in Nederland. De volgelingen van deze ”nije leer”, de protestanten, braken met het primaat van de Rooms-Katholieke Kerk.

We staan met deze enerverende voorgeschiedenis voluit in de joods-christelijke traditie. Deze is voor een belangrijk deel bepalend voor onze nationale identiteit. Het Huis van Oranje, dat leidinggaf aan deze ’opstand’, is dat ook in hoge mate. De joods-christelijke traditie en de verbindende kracht van het Huis van Oranje zijn immers twee, mogelijk zelfs de belángrijkste sporen waarlangs onze natie zich in haar geschiedenis voortbeweegt.

Islamisering
Kleinere en grotere incidenten die kennelijk in verband staan met het multiculturele karakter van onze samenleving, hebben de vraag naar onze identiteit sterk verlevendigd. De botsing van godsdiensten en culturen blijft niet onopgemerkt. Provocaties die zelfs kunnen uitgroeien tot gewelddadigheid werpen velen op hun eigenheid en wortels terug. Fundamentele onzekerheid slaat toe, frustreert en ontwricht.

Veiligheid en welbevinden staan op het spel. Men ervaart zich als op zichzelf teruggeworpen. Men zoekt daarom opnieuw houvast en geborgenheid. Vandaar een roep om perspectief, uitzicht en houvast. De roep om religie en identiteit. De behoefte aan identificatie.

Er is nog iets. Dat is de onstuitbare tendens van internationalisering, en niet te vergeten de globalisering. Naar het lijkt een onomkeerbaar proces. De globalisering kristalliseert uit in economische aspecten, maar manifesteert zich ook in multi-etniciteit en multiculturaliteit. Waren deze kwesties voor velen enkele decennia terug inspiratiebron en vooral uitdaging, het problematische daaraan komt steeds meer op de voorgrond.

Steeds breder wordt de verandering van het aanzien van onze publieke ruimte als een probleem onderkend. Je hoeft je écht niet uit te leveren aan het grove geschut van enkele stromingen in de landelijke politiek die daartegen ongezouten tekeergaan, om in die islamisering van onze samenleving een spanningsvol en kwestieus thema te zien. Volgens mij kunnen de ogen daarvoor niet worden gesloten. Onzekere burgers worden gevoelig voor populistische politici.

Na ”Fitna” is het debat over de islamisering welhaast stilgevallen. Hoe begrijpelijk ook, dat is niet goed. De ontwikkelingen gaan namelijk wel door. Islamitische scholen, islamitische feestdagen, polygamie. Bijvoorbeeld dat laatste, kennelijk in de grote steden burgerrechtelijk gedoogde verschijnsel, is een inbreuk op ons huwelijksrecht, een van de pijlers onder onze rechtsstaat. In flagrante strijd ook met onze traditie en nationale identiteit.

Kernwaarden
In september vorig jaar heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) het rapport ”Identificatie met Nederland” uitgebracht. Daarin wordt geconstateerd dat het integratievraagstuk steeds meer een identiteitsvraagstuk is geworden. De raad voert een pleidooi in de richting van een open identiteitsformule, waardoor wordt erkend dat mensen zowel dankzij gedeelde belangen (functionele identificatie) als gedeelde normen (normatieve identificatie) verbinding maken met elkaar en met de samenleving.

Het is en blijft de taak van de overheid om de randvoorwaarden daartoe te scheppen en te onderhouden, zodat het mogelijk is voor mensen om zich in Nederland met zijn historie en traditie, gewoonten en gebruiken, rechten en plichten, helemaal thuis te weten.

Het gaat dus om het borgen van kernwaarden en vrijheden van de Nederlandse rechtsstaat. Die kernwaarden zijn: vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Tot deze vrijheid behoort de ruimte te denken, te zeggen en te doen wat men wil; tot op de grens dat dit geen inbreuk betekent op de vrijheid van anderen of voor hen een gevaar oplevert.

Vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid en vrijheid van levensovertuiging. Het zijn vooral deze vrijheden die sterk verbonden zijn met de vorming van onze natie. Alleen, ze werden in die tijd wél heel anders ingevuld dan nu. De overheid bekende toen kleur. Het ging vooral om de mogelijkheid God in vrijheid naar Zijn Woord te dienen.

De seculier-liberale invulling van vandaag de dag heeft een andere spits. De regering ziet desondanks in deze begrippen nog altijd met recht en reden een wezenskenmerk van de Nederlandse samenleving. Ze hebben immers gezorgd voor duurzame vreedzame verhoudingen die verschillen -zelfs fundamentele- overbrugden. Zij het dat juist op die functie spanning staat, nu integratie een van onze grootste problemen is.

Culturele herkenningspunten van onze gemeenschappelijke identiteit zijn ons dus meegegeven door de historie van Nederland en zijn ook product van een gezamenlijk beeld van de toekomst, van gedeelde ervaringen en verhalen die iedereen kent of dient te kennen. Kernen zijn de Nederlandse taal, ons koningshuis, burgerschapsrituelen, musea en monumenten. Deze dienen we te koesteren.

Standaard
Nationale identiteit: feit of fictie? Voor mij een feit, maar tegelijk een onrustig bezit. Bij dat laatste aspect let ik alleen maar eens op de felheid waarmee twintig jaar geleden linkse groeperingen en nu bepaalde liberalen inhakken op een discussie over normatieve fatsoenskaders rondom de vrijheid van meningsuiting. Wat voor de een vanzelfsprekend is, is voor de ander betutteling.

Dat brengt mij opnieuw en met kracht bij mijn niet op te geven vereiste. Namelijk dat net als geld en gewichten geijkt blijven aan onveranderlijke standaarden, net zo onze fundamentele rechten en vrijheden de keur van de universeel van kracht zijnde Bijbelse waarden en normen dienen te dragen.

Onder deze voorwaarde alleen zal een houdbaar antwoord mogelijk zijn aan allen die in onze nationale identiteit een fictie zien. Dan namelijk krijgen begrippen die door liberalen en sociaaldemocraten zijn geannexeerd -zoals vrijheid, solidariteit, humaniteit en dergelijke- hun voluit oorspronkelijk christelijke invulling terug.

Hoe dat kan? Door Gods Woord zijn loop te doen hebben, in de school, in de kerk, in het huisgezin, overal. Dan zal, aldus Groen van Prinsterer, de ware vrijheid terugkomen, niet de valse die men heden ten dage (al in de 19e eeuw!) bedoelt, de vrijheid van zich onbekommerd en door niets heiligs gebonden te bewegen, maar de vrijheid die alleen in gebondenheid aan Gods Woord ontstaat en bestaat.

De auteur is fractievoorzitter van de SGP in de Tweede Kamer.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer