Zonder geld en proviand gestrand
Het kompas op de brug van de Alois wijst al vijf weken in dezelfde richting. De Amerikaanse sleepboot ligt sinds 25 augustus in de haven van Harlingen. Oorzaak: het faillissement van de rederij. „Het kan een dag maar ook een jaar duren voordat we in het vliegtuig zitten.”
Buiten waait een stevige noordwester en scheren gulzige aalscholvers over het wateroppervlak. In de stuurhut van het roestige scheepje zit Mounir Salem (59), kapitein van de Alois. Bij het vertrek in juli uit de Texaanse havenstad Nederland, vlak bij Houston, had hij geen idee van de slechte financiële situatie van de rederij waarvoor hij voer. Bange vermoedens ontstonden pas toen het salaris uitbleef, dat op 25 juli zou worden uitgekeerd. Toen ze met het vaartuig dat ze op sleeptouw hadden de Harlinger haven invoeren, konden ze het havengeld niet voldoen. Kort daarna kregen de schepelingen te horen dat een terugreis naar de Verenigde Staten er voorlopig niet in zit.Hoewel het nog maar de vraag is of het schip een tweede leven tegemoet kan gaan, blijft de bemanning aan boord. Omdat zij de laatste maanden geen salaris ontvingen, hebben ze recht op het geld dat gedwongen verkoop van het schip kan opbrengen. Het is de vraag of dat veel is. De 8,5 meter brede en 31 meter lange sleepboot verkeert in een slechte staat. De Harlinger havenmeester Ewout Wesselius sluit daarom niet uit dat de boot gesloopt wordt. Kapitein Salem heeft nog hoop op een kleine winst. „Anders zou ik al die drie maanden hier aan boord voor niets hebben geleden. Tijd is geld. Dit zou mijn laatste reis worden voor mijn pensionering. Ik wilde hier nog goed geld mee verdienen”, zegt hij vanuit zijn stoel in de stuurhut.
Zusterschip
De Alois is niet de enige boot van de Amerikaanse rederij Ventures die aan de ketting ligt. Zusterschip Gail Force wacht in IJmuiden op een zak geld uit Amerika. Wesselius is niet blij met de aanwezigheid van de vleugellamme sleepboot in de industriehaven. „Zolang een schip op zee is, kan er geen beslag op worden gelegd. In een haven wel. Laat dat nu uitgerekend Harlingen zijn. Pech voor ons, het kan ons een lieve duit gaan kosten.” De Fries noemt derving van havengeld, drinkwaterkosten en de ruimte die het schip inneemt. Hij vreest dat de draagkracht van de kleinschalige industriehaven op de langere termijn niet groot genoeg is.
Ook de kapitein van de Gail Force is op zijn schip gebleven. Om de drie dagen heeft hij contact met zijn collega op de Alois. Salem brengt vandaag een bezoek aan de Amerikaanse ambassade. Ook is er contact met de International Transport Workers Federation (ITF), een organisatie die de noodlijdende zeelieden helpt. De ITF onderhandelt namens de zeelieden met een bank in Texas. Zo nodig spant ze een rechtszaak aan.
Almachtige God
Meer dan een maand aan wal begint de zeelieden te vervelen. De kapitein, die een Egyptische vader en een Joodse moeder heeft, lijdt daar nog het minste onder. Vanuit zijn krappe hut werkt hij aan een geschrift over de Bijbelboeken Daniël en Johannes. „Ik wil proberen het jodendom, de islam en het christendom bijeen te brengen. Ze hebben alle drie dezelfde almachtige God.” De magere hand van de kapitein wijst naar boven.
De bemanning zit elkaar op de lip in de kleine woonruimte van de sleepboot. Salem eet koosjer. De matrozen uit Mexico nuttigen daarentegen vaak varkensvlees. Daarom gebruiken de mannen de maaltijd niet bij elkaar aan tafel. Ook de taalbarrière schept afstand. „Ze spreken bijna altijd Spaans. Wat dat betreft heb ik meer aan de mensen uit Harlingen. Dat zijn mijn vrienden. Wanneer ik in het stadje kom, is het of ik tussen familie verkeer.”
De inwoners van de Friese havenstad heffen niet alleen het sociale isolement op, maar zorgen ook voor eten voor de bemanning. Een man op het station Harlingen-Haven weet te vertellen dat bijna elk schip overtollig voedsel naar de Amerikanen brengt. De Alois krijgt verder ook hulp van de voedselbank en van mensen uit Harlingen. „We krijgen meer hulp dan we nodig hebben”, vertelt Salem tevreden.