De wijsvinger van Johannes de Doper
„Inspirerend”, vindt ds. A. G. Boogaard de schilderijen van de Duitser Matthias Grünewald. Op een altaarstuk in de Franse plaats Colmar beeldt Grünewald Johannes de Doper af met een „extra grote wijsvinger.” De vinger is gericht op het Lam Gods. „Het is het mooiste om op de preekstoel dat Lam te mogen aanwijzen en te verheerlijken.”
Onlangs ging de 66-jarige christelijke gereformeerde predikant met emeritaat. Gedurende zijn 24 jaar als predikant was het zijn wens om „Johannes’ vinger” te zijn. Vorige week vrijdag hield hij in de gemeente van Haamstede zijn afscheidspreek, over het „Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt” (Joh. 1:29b).Het lag niet direct voor de hand dat Abraham Gerrit Boogaard predikant zou worden. Als jongeman kon de geboren Rotterdammer „goed meedraaien” in de voetballerij. Een foto in het gedenkboek van de inmiddels opgeheven Rotterdamse voetbalclub Zwart-wit ’28 toont een juniorenelftal dat het kampioenschap viert. Het is mei 1959. De linksbinnen is de 17-jarige Bram Boogaard. „Je positie op het voetbalveld zegt niets over je plek in het kerkelijke spectrum.”
Zijn sportieve verleden -„het was een christelijke club”- betekent niet dat de predikant blind is voor de schaduwzijde van het voetballen. „Sportverdwazing is dwaas. De satan probeert alles te gebruiken voor je destructie. Dat kan ook voetbal zijn. Toch geloof ik dat het goed was voor mijn sociale ontwikkeling.”
Crisis
Na het Johannes Calvijn Lyceum -„Cees den Heyer en Kees Tukker zaten bij mij op school”- ging Boogaard naar de kweekschool Koningin Wilhelmina (tegenwoordig de pabo) in Rotterdam. Godsdienst betekende in die tijd nog niet zo veel voor hem, zegt hij. „Pas op de kweekschool begon ik me te interesseren voor de wezenlijke vragen van dit leven. Ik kwam met grote denkers in aanraking als Plato, Augustinus en Kierkegaard.” Het begin van zijn voorliefde voor filosofie en dogmatiek.
De confrontatie met „de grote vragen van het leven” zorgde voor een „crisis” bij de kwekeling. Onvergetelijk voor hem is in deze „desolate periode” ds. S. Wijnsma, predikant van de christelijke gereformeerde kerk te Rotterdam-Zuid. Hij „confronteerde” de jonge Bram met „de oneindige liefde van Christus.” „Mijn leven kantelde, mijn ogen werden gevangen, ook al was er nog veel verdieping nodig, door het Lam Gods.” Toen wist hij het: „Ik wil predikant worden.”
Zijn vader kon de jeugdige roeping niet direct overnemen: „„Begeerte is nog geen roeping”, zo hield hij me voor.” In 1963 besloot Bram zich desondanks te melden bij het curatorium. De curatoren van de Theologische School in Apeldoorn hadden echter geen vrijmoedigheid de jonge Rotterdammer aan te nemen. „Ik hoor het prof. J. van Genderen nog zeggen: „Meneer Boogaard, gaat u eerst maar eens het diploma van de kweekschool halen.”
Ds. Boogaard: „Ik moest nog veel leren. Er waren andere dingen nodig. Dat zie ik nu ook. Toch geloof ik niet dat mijn roeping zinsbegoocheling was. Als de Heere Zijn hand er niet in had, was de liefde voor het ambt er niet geweest.”
Overgave
In 1980, op 38-jarige leeftijd, probeerde hij het opnieuw in Apeldoorn. Het diploma van de kweekschool is al lang in bezit; ook de klassieke talen heeft hij zich inmiddels eigen gemaakt, aan de zaterdagopleiding van de theologische faculteit in Utrecht. Doordeweeks was Boogaard onderwijzer. Eerst aan de Groen van Prinstererschool in Gouda. Later negen jaar in Hilversum en vijf jaar in Putten.
Zijn baan had hij al opgezegd voordat hij opnieuw voor het college van curatoren moest verschijnen. „Ik mocht het in vertrouwen doen, in geloofsovergave.” De predikant weet het zich nog te herinneren: „Een van de curatoren fluisterde achter zijn hand naar zijn buurman: „Hij heeft de schepen achter zich verbrand.””
Student Boogaard bewoog zich op de universiteit „in rechtse kringen.” „Ik stelde me qua uitmonstering duidelijk op aan de rechterflank van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Ik had veel affiniteit met het Bewaar het Pand; in mijn zoektocht naar beleving vond ik daar wat me aansprak. Dat woord vond ingang in mijn hart.”
Harnas
In 1984 werd ds. Boogaard bevestigd in zijn eerste gemeente: Bussum. Hij beschrijft zijn prediking in de Gooise gemeente als „eenzijdig en doorspekt met bevindelijke taal.” „Ik weet nog dat prof. W. van ’t Spijker eens boos op me was. Hij zei: „Boogaard, jij loopt in een harnas dat je niet past.” Achteraf moet ik toegeven dat hij gelijk had.”
Het harnas verloor hij echter pas eind jaren tachtig tijdens zijn ambtsperiode in de „Bewaar het Pandgemeenten” Oud-Vossemeer en Tholen. „Ik kijk nog steeds met dankbaarheid terug op die periode. Nog steeds heb ik er goede contacten. Toch hebben die Zeeuwse jaren wat bij me in beweging gezet. Ik ervoer er dat mensen verstrikt kunnen zitten in een theologisch labyrint. De gedachte „de Heere moet het doen, dominee”, was daar overheersend.”
De predikant formuleert voorzichtig: „Het is inderdaad honderd procent genade. Juist daarom moeten we de bekering maar aan de hoogheilige God overlaten.” Hij staat op. „Laten we in de beleving geen dwingende weg voorschrijven. Als predikant hebben we de taak mensen te wijzen op het Lam Gods. Dat geeft diepte aan de preek. Dat verdiept de zondekennis en maakt het Evangelie messcherp. Hoe zou iemand bekeerd worden als Christus niet gepredikt wordt?”
U heeft wel een ontwikkeling meegemaakt. Voelt u nog enige affiniteit met Bewaar het Pand?
„Jazeker. Het hele kerkverband is me van harte lief. Ik wil geen enkele broeder of zuster een schop geven. Ik heb zeker nog sympathieën voor Bewaar het Pand en het bevindelijke element in de prediking voor zover het in overeenstemming is met Gods Woord. Die Bijbelse bevindelijkheid kom ik tegen bij de grote reformatoren en vroege nadere reformatoren. Het gaat mis als we de bevindelijkheid gaan uitvergroten. Dan stolt het Woord en werk van de Heere in uiterlijkheden.”
Wat blijft u het meeste bij in uw 24-jarige ambtsperiode?
„Met veel vreugde en dankbaarheid denk ik terug aan het evangelisatiewerk onder vakantiegangers dat we als christelijke gereformeerde kerk in Haamstede iedere zomer mochten doen. Wat me opviel was de verrassende geestelijke diepgang, de ootmoed en het respect voor Gods Woord bij de jeugd die ons bij het evangelisatiewerk hielp. De Heere gaat door met Zijn werk.”
Levensloop
Geboren op 12 december 1941.
Predikant in Bussum, 1984.
Predikant in Oud Vossemeer en Tholen, 1988.
Predikant in Schiedam, 1996.
Predikant in Lutten, 2001.
Predikant in Haamstede, 2005.