Kavel 2092 is het pronkstuk
In twee dagen tijd brengt Van Dieten Postzegelveilingen honderdduizenden postzegels, postkaarten, couverts en prentbriefkaarten onder de hamer. „De harde kern van liefhebbers met veel tijd en geld is wat onzichtbaar, maar hij is er wel.”
„Even kijken, deze is het.” In de muisstille toonzaal van Van Dieten Postzegelveilingen glijden de vingers van verzamelaar Mart Heekelaar door de catalogus. Ze stoppen bij kavel 1150: drie insteekboeken met gebruikte, ongebruikte en postfrisse zegels uit Brits Noord-Borneo, gesorteerd op kleur, watermerk en tanding. „Zelden in deze omvang aangeboden”, aldus de catalogus.Heekelaar begon als kind te verzamelen. „Nederland en overzeese gebieden. Alles, vanaf achttienzoveel, zeg maar de tijd vanaf Willem III, tot 1956 had ik zowat compleet.” Op z’n zestiende verkocht hij de hele collectie, voor een brommertje. „Dom ja, ze was nu een fortuin waard geweest.”
Postzegelveiling 613, een tweedaagse megaveiling van de oudste postzegelveiling ter wereld in Capelle aan den IJssel, Van Dieten, biedt Heekelaar meer dan voldoende gelegenheid een nieuwe verzameling op te bouwen. Maar Nederland en de overzeese gebieden hoeft hij niet meer. „Ik richt me nu op de voormalige Engelse gebieden in Zuidoost-Azië, zeg maar de ouwe Maleisische staten, inclusief Noord-Borneo. Ik ben er vaak op vakantie geweest, dus vandaar.”
De inzet voor kavel 1150 bedraagt 1000 euro. Heekelaar wil tot 2500 euro gaan. Behalve bij 1150 zette hij ook een kruis bij kavel 455. „Drie lastig verkrijgbare boeken over de postale geschiedenis van mijn verzamelgebied.”
Drie groepen gegadigden komen op de veiling af. Grote tussenhandelaren die in opdracht van onzichtbare, vermogende marktpartijen alle grote veilingen in Europa afstruinen, kleine handelaren die via beurzen, markten of internet de ingekochte postzegels weer verhandelen en particuliere verzamelaars.
De grote tussenhandelaren gaan gesprekken over hun handel bij voorkeur uit de weg. „Hier lopen ook klanten en concurrenten. Je houdt graag voor je op welke partij je jaagt”, zegt Paul uit Amsterdam. In het openbaar bieden door tijdens de veiling met je biedbriefje te zwaaien, is voor de grote jongens ondenkbaar. Zij bieden schriftelijk bij de veilinghouder, waarna de veiling zich voltrekt zonder dat hun naam als koper naar buiten komt.
Tussenhandelaar Paul zegt te bieden namens een grote handelaar uit het Verre Oosten. „Hij levert aan vermogende particulieren, maar in het gebied waar hij zit, is geen postzegel te koop. Dat moet hij via mij laten lopen. Na een reisje of tien weet ik welke partijen hij zoekt en wat ze hem waard zijn. Als ik onder dat bedrag inkoop, zit ik goed.”
In de toonzaal strijkt handelaar Erik van Blerk uit Leiden over een briefomslag met een veer. „Een Finse spoedbrief uit 1856”, fluistert hij, „verzonden naar Hollala.” Voor sommige handelaren zijn brieven net zo belangrijk als postzegels, „vanwege hun postale waarde”, aldus de rijzige handelaar. „Een partij post kan beschadigd raken door een bomaanslag of een overstroming. Dan krijg je een stempel ”ramppost” op de envelop. Oorlog kan een brief onbezorgbaar maken. Dan komt er ”retour oorlogsgebied” op te staan. Zulke brieven zijn waardevol. Erachter schuilt een heel verhaal.”
Het pronkstuk van de veiling is kavel 2092: vier Franse postzegels uit 1850. Ten minste 22.000 euro moeten de vier gaan opbrengen en volgens directeur Michiel Hendriks van de postzegelveiling gaan de ongebruikte exemplaren, met de originele gum en de ruime marges, dat zeker doen. De directeur ergert zich aan de berichten dat er op zijn veiling vooral liquidatiepartijen worden aangeboden. „Een postzegel is geen waardeloos geworden aandeel dat je even dumpt. Integendeel, je kunt beter je geld in postzegels steken dan in aandelen.”
Dankzij een harde kern van fervente verzamelaars is de markt stabiel, zegt Hendriks. „Dan praat je over mensen met voldoende tijd en inkomen. Minder zichtbaar dan degenen die in hun vrije tijd aan atletiek doen, maar ze zijn er wel.”
Mart Heekelaar loopt even na tweeën glunderend de veilingzaal uit. „Het is gelukt”, lacht de verzamelaar enthousiast. Na een bod van 38 euro is hij eigenaar van de drie naslagwerken. „Even rekenen, 20,5 procent opgeld, 1,50 euro tafelgeld, dat is zo’n 43 euro. Dat zijn ze zeker waard.”