„Het gaat erom Wie ons bindt”
„Als God een geestelijke doorbraak mocht schenken, en wij de kerkmuren slechten om op te gaan in één breed katholiek-gereformeerd kerkverband, zou dat een moment van grote vreugde zijn”, aldus prof. dr. H. G. L. Peels.
„Dan zullen we, achteromkijkend, de Heere danken voor het vele goede dat Hij ons schonk, maar ons ook schamen voor het uitvergroten van kloven terwijl we het bruggen bouwen verwaarloosden”, zei de hoogleraar Oude Testament zaterdag op de Schooldag van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn.De jaarlijkse ontmoetingsdag had als thema ”Samenleven in de kerk”. ’s Middags spraken ds. G. van Roekel, ds. H. Polinder en ds. W. van ’t Spijker. Verder was er een bijdrage door jeugdkoor Gedalja uit Harderwijk en overhandigde het vrouwenactiecomité de opbrengst van een collecte aan de universiteitsbibliotheek.
Op de vraag naar wat de christelijk gereformeerden bindt, zijn vier antwoorden mogelijk, stelde prof. Peels: een historisch, principieel, pragmatisch of geestelijk antwoord. „Historisch gezien hebben de gebeurtenissen van de negentiende eeuw ons kerkelijk leven in de grondverf gezet. Maar tussen de negentiende en de 21e eeuw ligt een wereld van verschil, door ontkerkelijking en secularisatie. Onze tijd vraagt om nieuwe vormen, een nieuwe taal en nieuwe lijnen.”
Een principieel antwoord wijst op de gezamenlijke binding aan Schrift, belijdenis en kerkorde. Maar hier speelt veel wantrouwen, aldus de Apeldoornse hoogleraar. „Over en weer is er kritiek op de interpretatie van de principiële papieren en verschilt de geloofsbeleving aanzienlijk.”
Ook een pragmatisch antwoord is niet doorslaggevend. „De liefde en trouw jegens het eigen kerkverband nemen af; de eigen groep en cultuur hebben vaak alle prioriteit.”
Uiteindelijk kan slechts het antwoord op de vraag Wie ons bindt een echt antwoord zijn, stelde prof. Peels. „Het woord ”kerk” komt van het Griekse ”kuriakè” en betekent letterlijk ”van de Heere”. Wat Hij zegt, is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Hij begint nooit over liturgische vormen, maar spreekt over ons hart en gebiedt ons dat de één de ander uitnemender moet achten dan zichzelf: „Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad.” Met dat dienstbevel zijn we nog lang niet klaar.”
In dit alles staan de Christelijke Gereformeerde Kerken volgens prof. Peels niet alleen. „We bestaan slechts voor een tijd. Hoe kort of hoe lang nog, weten wij niet. We zijn als gereformeerd Nederland misschien te klein om grote stappen naar een breed gereformeerd kerkverband te maken. Maar wellicht is een nationale synode van alle Christusbelijdende kerken een tussenstap - en dan graag in Dordrecht.”
De keuzebijeenkomsten van het middenprogramma diepten het thema verder uit. Ds. Polinder sprak over de binding met het voorgeslacht, drs. van ’t Spijker over de binding met andere kerken en drs. van Roekel over de vraag of onderlinge verschillen struikelblokken of bouwstenen vormen. Van Roekel: „Onderlinge verschillen zijn er altijd geweest. Ze laten iets zien van de veelkleurigheid van Gods schepping. Verschillen worden vaak negatief beleefd, maar net als in de maatschappij hebben ze een belangrijke functie: ze zijn noodzakelijk om tot een evenwichtig ’team’ te komen. Eenvormigheid verzwakt het geheel.”