Alle snoepgoed op een stokje
Snoep op een stokje. Meer is een lolly niet. Maar toch: iemand moet op het idee komen. Dat gebeurde vandaag precies vijftig jaar geleden.
Eigenlijk zijn het ondingen. De ellende begint vaak al bij het uitpakken. De wikkel is pas na eindeloze inspanning open te krijgen. Wanneer eindelijk de eerste lik een feit is, komt er -toppunt van pech- precies iemand langs voor een praatje. Een half afgesabbeld snoepje in de hand is het resultaat.Of, misschien nog wel hinderlijker: krijgt je dochtertje een lolly, moet je voortdurend opletten of het stokje niet in haar keel schiet. Vergeet ook het tandprobleem niet: tijdens het langdurig sabbelen aan het zuurtje-op-steel hebben mondbacteriën volop tijd om gaatjes te fabriceren. Ondanks dat alles blijft de lolly populair en niet weg te denken uit het huidige snoepaanbod.
Volgens Anke Spruit van lollymerk Chupa Chups is dat eenvoudig verklaarbaar. „De eerste reden: een lolly is lekker.” Daarnaast werkt het snoepgoed geen dooreeteffect in de hand, in tegenstelling tot bijvoorbeeld drop en chocola. Het bezwaar dat het snoepgoed onhandig zou zijn, wuift ze weg. „Een lolly is juist heel handig. Ik zou nu, tijdens dit telefoontje, een lolly kunnen eten en toch door kunnen praten. Je kunt ’m altijd uit je mond halen en later weer verdergaan.”
Plakhandjes
De lolly heeft geen Nederlandse wortels. Het snoepgoed werd op 27 september 1958 in Spanje ontworpen. De bedenker, Enric Bernat, ergerde zich groen en geel aan de plakhandjes die kinderen altijd overhouden aan het eten van een snoepje. Er moest iets komen, vond hij, dat lijkt op „het eten van een snoepje met een vork.” Uiteindelijk ontstond een handgemaakt snoepje op een houten stokje. Verkrijgbaar in de smaken aardbei, sinaasappel en citroen.
Lollymaker Chupa Chups is daar trots op, want dit snoepgoed is de voorloper van hun merk. Bernat geeft de lolly eerst de naam Gol (Spaans voor doel) mee, omdat de lolly wel wat wegheeft van een voetbal. Later verandert die in Chups en nog later in Chupa Chups, wat „lik een lolly” betekent.
Begin jaren tachtig komt de Chupa Chups naar Nederland. Of er daarvoor andere lolly’s op de markt waren, is niet helemaal duidelijk, aldus Spruit. In elk geval bestond het klassieke stroopsoldaatje al wel sinds jaar en dag. En ook dat snoepgoed -een pegel van suikerwerk in een opgerold, vetvrij papiertje- heeft iets weg van een lolly. Met dit verschil dat het stokje niet van hout of plastic is, maar gevormd wordt door het snoepgoed zelf.
Hype
Nederland sluit de lolly -niets anders dan een flinke schep suiker, glucosestroop en al dan niet kunstmatige kleur- en smaakstoffen- snel in de armen. Vanaf eind jaren negentig was de Chupa Chupslolly een rage, gek genoeg vooral op housefeesten. Maar ook in restaurants kon er zomaar een lolly naast de rekening liggen, in plaats van een pepermunt of bonbon. Rijksuniversiteit Groningen vaardigde zelfs een lollyverbod uit, omdat er te veel hinder was van stokjes die aan de grond plakten.
Die hype is voorbij, geeft Spruit toe, maar „de lollymarkt groeit nu weer flink.” Dat komt in het geval van Chupa Chups vooral door de introductie van nieuwe soorten. Vorig jaar waren dat de salmiaklolly (met los poeder erin) en het relaxdoosje met zes suikervrije mini-Chupa Chups dat rokers een alternatief moet bieden. „De verkoop daarvan komt boven op de bestaande lolly’s.”
En hoe staat het met het ergerniswekkende papiertje? „Er zijn al verbeteringen doorgevoerd”, aldus Spruit. „We zoeken daarbij naar een evenwicht. Natuurlijk moet de lolly goed zijn open te maken. Maar de kwaliteit staat voorop. En daarom moet een lolly vooral stevig ingepakt zitten.”
Jaarlijks 100 miljoen lolly’s
Het gros van de lollyeters (45 procent) is jonger dan twaalf jaar. Ook bij tieners is het product populair - zij zijn goed voor 40 procent van de markt. De overige 15 procent wordt verorberd door achttienplussers.
Nederland likt per jaar bijna 100 miljoen lolly’s weg, waarvan 50 miljoen Chupa Chups. Het laatste merk is wereldwijd goed voor 2 miljard lolly’s per jaar.
Fruitsmaken van Chupa Chups zijn het populairst in Nederland.
Ook de varianten van het merk Look-o-Look doen het goed, net als de salmiakknotsen.
Sinds een paar jaar zijn er ook insectenlolly’s op de lollymarkt te krijgen. Op de site insecteneten.nl is het mogelijk allerlei soorten te bestellen. Van meelworm-watermeloen tot krekel-kaneel.
Kinderen van acht tot twaalf jaar vinden een lolly met kersensmaak het lekkerst; tieners tussen de twaalf en veertien jaar likken het liefst aan een colavariant.
Kalmerend sabbelen
Uit een studie van Joan Barbany, fysiologisch specialist aan de universiteit van Barcelona, blijkt dat het maken van zuigbewegingen kalmerende effecten heeft.
Zoals drinken aan de borst een baby gevoelens van veiligheid en welbehagen oplevert, zo kan het sabbelen aan bijvoorbeeld een lolly een goede uitwerking hebben op kinderen en volwassenen. Het doet de alertheid toenemen en helpt bij de concentratie.
Daarnaast zou het snoepgoed kunnen dienen als alternatief voor roken, snacken of overmatig koffiedrinken. Waarbij natuurlijk wel de vraag overeind blijft of de fikse hoeveelheid suiker uit de lolly zo veel beter is dan bijvoorbeeld het vet uit een kroket - al is het aantal calorieën beduidend minder.
Van smurrie tot lolly
Het proces begint met veel suiker en veel glucosestroop. Het resultaat is een lolly. Wat gebeurt er tussen begin en eind?
In een grote tank veranderen suiker, glucosestroop en voor sommige lolly’s melkpoeder in een zoete, egale stroop. Dan gaat de temperatuur omhoog, naar ongeveer 140 graden Celsius. Daardoor verdampt veel water en er ontstaat een hete, kleverige massa. Aan dit mengsel worden kleurstoffen, smaakstoffen en citroenzuur toegevoegd.
Tijd om af te koelen. Dat gebeurt op een koeltafel, tot het mengsel de ideale temperatuur heeft om het te kneden en te vormen tot lange stroken. Vervolgens maakt een machine van die repen ronde vormen en steekt er een stokje in. Om verder uit te harden gaat de kersverse lolly door een koeltunnel, tot het snoepje op kamertemperatuur is.