Bladeren
Als de Heere eens aan de Nederlandse vijgenboom zou schudden door stormwinden van vervolgingen, wat een bladeren van uiterlijke belijders en naamchristenen zouden er vallen. We zijn als die olijfboom, waarvan we lezen in Jesaja 17:6. Twee of drie beziën in de top van de bovenste twijg en vier of vijf aan zijn vruchtbare takken.
Bladeren zijn er genoeg aan de vijgenboom van de Nederlandse kerk. Bladeren van uiterlijke belijdenis van de waarheid, bladeren van uitwendige christenplichten, bladeren van uiterlijke schijn van godzaligheid. Men is gedoopt en draagt een christennaam. Men doet belijdenis en gaat ten avondmaal. Men leeft zo, dat men veel zonden nalaat. Maar wat zijn al die dingen meer dan bladeren, zo het hart niet is gereinigd door het geloof?Was de farizeeër ook niet gerechtvaardigd in zijn eigen ogen, toen hij zei: Ik dank u, o God, dat ik niet ben als die andere mensen?Of meent u met uw lamp van uiterlijke belijdenis, zonder de olie van het geloof, tot de wijze maagden gerekend te zullen worden?
De kerk in Nederland staat als een groene inlandse boom en men roept: Des Heeren tempel, des Heeren tempel, des Heeren tempel zijn deze. Zolang er geen Geest en leven bijkomt, zijn het alleen maar bladeren.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht (”De predikende en wonderdoende Christus” 1754)