Bruggenaar wordt bruggenbouwer in de kerk
Als Hermannus Faukelius, predikant in Keulen, in 1594 een beroepsbrief uit Middelburg krijgt, geeft de kerkenraad geen toestemming voor vertrek. Als reden wordt opgegeven, „dat hij zijne tegenwoordige gemeente tot zoo veel steun en troost verstrekt, ja hare eer en kroone is.” Heerlijk getuigenis voor een eenvoudige Bruggenaar die door Gods genade een bruggenbouwer werd in de kerk van de Reformatie.
Uiteindelijk is het toch de Zeeuwse hoofdstad geworden, zo blijkt uit de levensbeschrijving van de hand van J. Borsius (1844), een late opvolger van Faukelius in Middelburg. De ”medehelper der Hervorming” mocht niet in het vergeetboek komen. Had hij onder de Hervormde godgeleerden van het begin van de zeventiende eeuw niet een hoge en zeer gewaardeerde plaats ingenomen? Was hij niet een helder schijnende ster aan de hemelboog geweest in een tijd van grote verwarring?Herman Fauckel (of Fackel) werd in 1560 in Brugge geboren, waarschijnlijk als enig kind van eenvoudige handwerklieden. Zijn ouders waren hartelijke belijders van de gereformeerde religie en protestants in de ware betekenis. Zij spoorden hem al vroeg aan om predikant te worden in de kerk die hen lief was geworden. Na het eerste onderwijs in Brugge en Gent werd Fauckel in juni 1583 student aan de hogeschool van Leiden, onder de naam Hermannus Faukelius. De studie was een uitdaging voor de leergierige jongeman, die uitblonk in talenkennis. Behalve Grieks en Latijn volgde hij ijverig de lessen in welsprekendheid, wijsbegeerte en natuurlijk godgeleerdheid.
Onder het kruis
Zijn vertrek naar Keulen als predikant was opvallend omdat het leven daar beheerst werd door de Rooms-Katholieke Kerk. De jonge dominee koos dus bepaald niet de gemakkelijkste weg. De Keulse gemeente verkeerde in een benarde toestand toen Faukelius intrede deed op 9 oktober 1585. Veertien jaar droeg hij met de gemeente het kruis van de vervolging, maar bleef trouw aan zijn roeping. Geen wonder dat ze hem niet lieten gaan, toen Middelburg in 1594 een beroep op hem deed om over te komen. Was hij niet, zoals hij zelf berichtte, „geroepen in de heymelicke gemeynte tot Ceulen”? Daar vond hij ook zijn levensgezellin, Elisabeth Delynck, een weduwe met wie hij op 10 januari 1588 trouwde. Het huwelijk werd gezegend met de geboorte van een zoon, Joannes. Tekenend is dat de trouwdienst om veiligheidsredenen nooit vanaf de kansel werd aangekondigd. De ouderlingen namen elk een deel van de gemeenteleden voor hun rekening om het nieuws bekend te maken. De geheime samenkomsten waren geen theorie! Faukelius schuwde de moeilijkheden niet en heeft het juk in zijn jeugd gedragen. En, met zegen.
Amsterdam of Middelburg
Als in 1598 een beroep uit Amsterdam komt, is Faukelius genegen om er gehoor aan te geven, mits de Middelburgse kerkenraad akkoord gaat. Aan die gemeente had hij immers eerder zijn woord gegeven. De Zeeuwen zagen nu hun kans schoon om zelf een tweede beroep uit te brengen, met het dringende verzoek om de zaak „in de vreze Gods te overleggen.” En ditmaal niet tevergeefs. Dat hij overkwam vanuit een geheime verblijfplaats, is veelzeggend. De omstandigheden in Keulen waren er niet beter op geworden.
In het gereformeerde Middelburg van die dagen treft Faukelius een bloeiende gemeente aan met liefst negen predikantsplaatsen! De hervorming had grond onder de voeten gekregen en de gemeente werd sinds 1574 gefundeerd in de zuivere leer. Faukelius werd er de 27e juni 1599 bevestigd en zou er altijd blijven.
Strijd en zegen
Faukelius diende de Middelburgse kerk onder meer tegelijk met de eveneens uit Brugge afkomstige Gomarus, bestrijder van Arminius, en Willem Teellinck, de vader van de Nadere Reformatie. Hij was als predikant geliefd om zijn „bondige geleerdheid, mannelijke stem en deftige uitspraak”, hij was „klaar in zijn voorstel en machtig in het aandringen der waarheid op de gemoederen.” Een voorbeeldige wandel en waarheidsgetrouwheid kenmerkten zijn persoon. Kortom, een man van bovengemiddelde begaafdheid voor de ambtsbediening en kundig als kerkelijk bestuurder.
Hij genoot een breed vertrouwen, bemiddelde bij meningsverschillen en verdedigde met verve de Bijbelse waarheden tegen remonstrantse en doopsgezinde dwalingen. Vaak werd hij gekozen tot scriba en kreeg hij andere vertrouwensposten in kerkelijke vergaderingen. Vaak maakte hij deel uit van commissies om moeilijkheden en geschillen op te lossen. Hij werd aangesteld als veldprediker in het leger van Prins Maurits in Vlaanderen, en tijdelijk uitgeleend aan de gemeenten in Noord-Vlaanderen om ambtelijk werk te verrichten. Ondertussen had hij op eigen initiatief delen van de Bijbel vertaald. De Statenvertalers hebben hiervan later dankbaar gebruik gemaakt.
Zijn invloed bleef niet beperkt tot het Zeeuwse. Hij preekte op de schepen van de Oost-Indische Compagnie en werd contactpersoon voor de buitenlandse kerken, met name voor het verre Indië. Hij bevorderde de eenheid met het moederland door ondertekening van de dezelfde catechismus te vorderen van alle predikanten. De predikantenopleiding voor het buitenland was bij Faukelius in goede handen.
Hij had niet alleen een adviserende stem bij het samenroepen van de Dordtse Synode, maar werd zelfs in het moderamen gekozen tot assessor naast preses Johannes Bogerman. Ook werd hem de vertaling van het Nieuwe Testament toevertrouwd en revisie van het Oude Testament. Dit grote werk zou resulteren in de Statenbijbel. Al heeft hij de verschijning daarvan in 1637 niet meer meegemaakt, hij heeft er een belangrijk aandeel in gehad. Zijn strijd is niet zonder zegen gebleven.
”Kort Begrip”
Ook de jeugd van de gemeente werd niet vergeten. In 1608, dit jaar precies 400 jaar geleden, stelde hij op verzoek van de Middelburgse kerkenraad het zogenaamde ”Kort Begrip der christelijke religie” samen, bestemd „voor hen die zich willen begeven tot des Heeren Heilig Avondmaal.” Een leerboek dus voor belijdeniscatechisanten ter voorbereiding op hun openbare geloofsbelijdenis. De Heidelberger bleek te moeilijk voor de nauwelijks geschoolde kinderen. Het ”Kort Begrip”, een verkorte versie ervan, kreeg van de Synode van Dordrecht een warme aanbeveling, maar geen officieel kerkelijk gezag. Dat was ook niet nodig, daar het niets toevoegde aan de reeds bestaande belijdenisgeschriften. Bovendien bleef de catechese een zaak van de plaatselijke kerken. ”Kort Begrip” voorzag kennelijk in die behoefte en geniet die status tot op de dag van vandaag.
Hieruit volgt dat ”Kort Begrip” pleit voor vroege catechese. Als daarmee na de basisschool begonnen wordt, hebben we gouden kansen laten liggen. Nergens wordt gemakkelijker gememoriseerd dan in groep 7 en 8, leert de ervaring. Het is verrassend hoe deze opvatting opnieuw draagvlak krijgt bij ambtsdragers en deskundigen als prof. dr. W. Verboom. Hij bepleit in een recent interview catechese vanaf 10-jarige leeftijd. Onze tijd van vervlakking en onkunde geeft alle reden om de catechese hoog op de kerkelijke agenda te zetten. Het gaat om niets minder dan toerusting van de komende generatie jongeren voor een geseculariseerde samenleving. Ongetwijfeld heeft Faukelius met zijn ”Kort Begrip” niet anders bedoeld. Bovendien is dooponderwijs op jonge leeftijd geheel in lijn met de kinderdoop. Uiteraard in goed overleg tussen kerk, ouders en school.
Bruggenbouwer
Voor Faukelius kwam het einde in 1625. Twee dagen na de vergadering van de classis, waarvan hij scriba was, overleed hij onverwachts. Onder grote belangstelling werd hij begraven in de Oude Kerk in Middelburg. Aan een arbeidzaam leven was een einde gekomen. Maar zijn werk trekt sporen tot op de dag van vandaag.
Niet alleen een belangrijk verdediger van de gereformeerde leer was heengegaan, maar ook een bruggenbouwer in de nog jonge kerk in het vaderland. De Statenbijbel heeft een groot stempel gezet op onze taal en daarmee op ons denken. Hij heeft velen in moeilijke tijden samengebonden, is voor veel zielen het middel geweest tot bekering en onderwijs, vooral in tijden van vervolging. Maar we moeten de Statenbijbel wel uitleggen. Het ”Kort Begrip” kan ons daarbij helpen. Het levert tot vandaag toe een bijdrage aan de toerusting van jonge leden van de kerk. Het is verbazend hoe groot de waardering na 400 jaar nog is. Recent heeft de Stichting Vrienden van Heidelberg en Dordt Kort Begrip nog in het Duits vertaald.
Geen kruis, geen kroon
Als bemiddelaar in kerkelijke conflicten blijven mensen nodig als een vredelievende Faukelius. Ook nu verdient zending de aandacht die er al onder Faukelius voor was. Het evangelisatiewerk mag daaraan toegevoegd worden, ten gevolge van de grote afval die zich sinds de vorige eeuw heeft doorgezet. „Het zendingsveld ligt naast de deur.”
Faukelius heeft verstaan dat kruis en kroon samengaan in het leven van de gelovigen. Is het niet verwonderlijk dat hij de eer en kroon genoemd werd van een gemeente onder het kruis? Door lijden tot de heerlijkheid waar hij de eerkroon mag dragen, „door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen.”
Moge de gedachtenis des rechtvaardigen voor ons tot zegen zijn. Of, om toekomstgericht met Borsius af te sluiten: „De slotsom onzer beschouwing zal dan ook, bedrieg ik mij niet, wel deze zijn: dat hij als mensch de regtmatigste aanspraak heeft op onze opregte hoogachting en de openlijke hulde der nakomelingschap.” Ere wie ere toekomt.