Boek over Jezus
Het boek ”Jezus van Nazareth” van filmregisseur Paul Verhoeven is nu al een kaskraker. Een dag na verschijnen is de uitgever al bijna door de eerste druk van 10.000 exemplaren heen. Of dit komt door wezenlijke belangstelling voor het leven en werk van Christus of dat mensen vooral geïnteresseerd zijn in de visie van Verhoeven op Jezus, laat zich raden. De filmmaker heeft naam gemaakt met choquerende producties. Kopers van dit boek zijn kennelijk benieuwd hoe Verhoeven de Verlosser neerzet.
Dat doet hij inderdaad. Hij zet Hem neer. Van Jezus als Heiland, Die het verlorene zoekt en Zich het lot van de verstotenen aantrekt, wil Verhoeven niks weten. Nee, hij beschouwt Hem als „een heel getalenteerde man, een ongelofelijke poëet die prachtige parabelen en aforismen heeft nagelaten”, als een „totale utopist die echt geloofde dat het Koninkrijk Gods aanstaande was” en als „een geradicaliseerde terrorist die zich met hand en tand verzette tegen de Romeinen.” Verder was er niks bijzonder aan Jezus. Hij was mens, sterfelijk, eindig en beperkt.Verhoeven zegt wel een zekere bewondering voor Christus te hebben, maar Hem niet te zien als de Zoon van God Die grote dingen deed. Van wonderverhalen wil de filmmaker niks weten. Dat Jezus wandelde op de zee noemt hij „onzin.” Dat is volgens de wetten van de natuur onmogelijk. Evenzo veegt hij de vloer aan met de maagdelijke geboorte van de Messias, omdat dit biologisch gezien niet kan.
De regisseur beweert de levensgeschiedenis van de Heere Jezus beter te kennen dan mensen die de Bijbel van kaft tot kaft geloven. Hij zegt na jarenlange studie de legpuzzelstukjes van het levensverhaal te hebben ontdaan van stof en spinrag en ze vervolgens in elkaar te hebben gepast. Feitelijk schept de filmmaker echter zijn éígen beeld van de Messias. Heel duidelijk doet hij dat bij voorbeeld als hij beweert dat Jezus is geboren na verkrachting van Maria door een Romeins soldaat. Wie praat er nu over feiten en fictie?
De meeste kopers en lezers van dit boek zullen waarschijnlijk niet beseffen dat het hele werk een interpretatie is van een filmregisseur die vanuit zijn professie vaak zijn eigen verbeelding nadrukkelijk laat spreken.
Evenmin realiseren zij zich dat Verhoeven bij zijn afrekening met de wonderverhalen wel heel ouderwets te werk gaat. Hij stelt: de wonderen zijn niet rationeel te verklaren en dus niet waar. Dat deed men in de 19e eeuw, de bloeitijd van het rationalisme, ook. Maar dat past niet aan het begin van de 21e eeuw, waarin mensen zich er steeds meer van bewust zijn dat er meer bestaat dan hetgeen met het verstand valt te verklaren. Het zogenaamde ietsisme, waarbij mensen geloven in een ongedefinieerd bovennatuurlijk iets, is daar een exponent van.
In verschillende interviews heeft Verhoeven inmiddels gezegd zelf ooit te hebben ervaren dat er goddelijke krachten zijn. Sindsdien is hij op zoek, en waarschijnlijk ook op de vlucht. Het boek dat hij nu heeft geschreven, is daarvan het resultaat. Maar het antwoord dat hij geeft, is pervers en blasfemisch. Het tast de naam en de eer van de Zoon van God aan.
Verhoeven is zich dat beslist bewust. Om reden dat hij te heftige reacties krijgt van Amerikaanse christenen wil hij bijvoorbeeld geen film maken over het leven van Jezus. Alleen al de aankondiging van het boek leidde in de VS tot grote commotie onder evangelicals.
Daarbij vergeleken blijft het in ons land opvallend stil. Christenen lijken de verschijning van het boek zonder een tegenstem te laten gebeuren. Zo gewoon is blasfemie kennelijk al geworden. Maar misschien wordt er wel in stilte geprotesteerd, in het gebed. Waarbij niet vergeten moet worden dat ook Verhoeven, net als ieder ander, mens is, voor wie het van levensbelang is Jezus werkelijk te leren kennen.