Voorwendsel
„Omdat zij, God kennende, Hem als God niet hebben verheerlijkt…”
Romeinen 1:21Laat ons deze grove onwetende mensen eens bezien. Eerst dat hun onwetendheid niet te verontschuldigen is, aangezien het Evangelie zo klaar in hun aangezicht schijnt. „En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft hetzelve niet begrepen.”
Er zijn drie soorten onwetendheid. In de eerste plaats een gebrekkige onwetendheid. Verder een moedwillige onwetendheid. In de derde plaats een verzuimende onwetendheid. Hun onwetendheid is geen gebrekkige onwetendheid, maar een moedwillige. Terwijl het licht onder hen gekomen is, beminnen zij nochtans de duisternis meer dan het licht. Zij zouden het wel kunnen weten, maar zij willen het niet weten. Hun ogen hebben zij toegedaan.
Nu is het wat anders om te zeggen van een zaak niet te weten, dan er niet van te willen weten. Hij is immers openbaar. Het is ten minste een zorgeloosheid of verzuimende onwetendheid wanneer de mensen geen middelen willen gebruiken noch enige moeite doen om kennis te krijgen. Van zulke mensen wordt gezegd dat zij de kennis haten en hun onwetendheid komt hun zonden te verzwaren en maakt die zonder enig voorwendsel, zonder verontschuldiging. Indien Ik niet gekomen was, zegt Christus, zie, zij hadden geen zonden. Nu hebben zijn geen voorwendsel voor hun zonden.
John Wall,
(„Niemand dan Christus”, 1666)
predikant te Londen