„Kerk moet religieuze zoeker niet snel neersabelen”
Er is een opmerkelijke opleving van de belangstelling voor mystieke en religieuze teksten en ervaringen buiten de kerk. De kerk doet er verstandig aan de toenemende groep van religieuze zoekers niet snel neer te sabelen, vindt prof. dr. Peter Nissen.
Prof. Nissen aanvaardde vrijdagmiddag het ambt van hoogleraar in de cultuurgeschiedenis van het christendom aan de Universiteit van Tilburg. Voorheen was hij verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zijn oratie droeg als titel ”Eene zachte aanraking van zijn zieleleven. Over ’ware’ en ’valse’ mystiek rond 1900”.Mystiek was rond 1900 in, zo zet prof. Nissen in zijn oratie (die in een handelseditie bij uitgeverij Vantilt te Nijmegen verschijnt) uiteen, naar aanleiding van diverse Nederlandse auteurs en kunstenaars rond de eeuwwisseling. Hij onderzoekt vooral hoe in Nederland gereageerd werd op het werk van de decadente Franse romanschrijver Joris-Karl Huysmans, die rond 1892 terugkeerde naar het rooms-katholieke geloof van zijn jeugd.
De meeste schrijvers, beeldend kunstenaars en intellectuelen die zich rond de vorige eeuwwisseling interesseerden voor mystieke teksten, lieten zich leiden door overwegingen van eerder deïstische of pantheïstische dan van theïstische aard. „God was voor hen niet de persoonlijke God van de christelijke openbaring, maar was een macht of kracht, werkzaam in en wellicht samenvallend met de natuur of met het al, een ”stille kracht”, om de titel van Louis Couperus’ bekende roman uit 1900 te citeren.”
God als een Iets in plaats van een Iemand, aldus prof. Nissen. „In hedendaags jargon zouden zij ”ietsisten” worden genoemd. Zij waren vooral geïnteresseerd in een authentieke ervaring van vervoering, die met gevoel voor schoonheid in woorden was vastgelegd. De ’waarheid’ van die mystiek werd voor hen niet bepaald door de rechtzinnigheid of de kerkelijkheid ervan, maar door de authenticiteit van de ervaring die aan het werk van de mystieke schrijvers ten grondslag lag en door de artistieke eigenzinnigheid waarmee zij die ervaring verwoordden.”
Een eeuw later is het debat nog steeds niet ten einde, stelt prof. Nissen. „Integendeel, het is in zekere zin zelfs actueler dan ooit. We kunnen namelijk vaststellen dat de beweging die kunstenaars, schrijvers en intellectuelen aan het eind van de negentiende eeuw hebben gemaakt, een beweging weg van de kerk maar terug naar religie en mystiek, momenteel in West-Europa in brede lagen van de bevolking plaatsvindt.”
Buiten de kerk
Het bijzondere is dat de interesse voor mystiek en religie zich nu buiten de kerk afspeelt, zegt prof. Nissen desgevraagd. „Rond 1900 was de belangstelling een zaak van een kleine kring van intellectuelen, nu is de interesse breed en met name buiten de kerken. Er is een hang naar stilte, een groeiend religieus verlangen. Er is een zoeken naar verbinding met iets wat mensen overstijgt en wat niet opgaat in winstbejag en lustbevrediging. We spreken inmiddels van postmateriëlen en ongebonden spirituelen.”
Prof. Nissen wil echter geen waardeoordeel geven over deze religieuze herleving. „Ik ben historicus en probeer zo goed mogelijk te begrijpen. Ik laat me dus niet uit over de vraag of deze mystiek waar of vals is, zoals gedaan is rond de eeuwwende van 1900. Je moet eerst goed kijken naar de mate van authenticiteit van deze herleving.”
Reactie
Prof. Nissen vindt het een intrigerende vraag hoe de christelijke kerken nu reageren op dit nieuwe religieuze zoeken. In zijn oratie stelde hij: „Blijven zij het monopolie op de waarheid claimen, het alleenrecht ook in de bemiddeling tussen het aardse en het goddelijke geheim? Stellen zij zich open voor de nieuwe vragen, de nieuwe intuïties, de nieuwe uitdagingen en de nieuwe ervaringen van de eigentijdse cultuur, of sluiten zij zich op in een bunker vol vertrouwde zekerheden?”
Is het dan niet terecht dat kerken ook een waardeoordeel geven over deze religieuze herleving?
„Dat is inderdaad hun recht en het is zeker goed dat mensen weten waar de kerk voor staat. Maar mijn pleidooi is dat kerken eerst goed luisteren en de religieuze ervaringen van mensen niet te snel afschrijven.”
Wordt dat veel gedaan?
„In ieder geval in mijn kerk, de Rooms-Katholieke Kerk. Zij gebruikt zelfs de termen waar en vals voor andere christelijke kerken buiten de eigen kerk. Maar er is al decennialang een religieuze beweging buiten de kerk en die kerk doet er verstandig aan om zichzelf als een instrument en niet als een doel te zien. Er zijn zelfs grote kansen voor de kerk. De kerk heeft 2000 jaar religieuze ervaring in huis. Zij zou de religieuze zoekers een grote dienst bewijzen door de deuren van haar voorraadschuur wagenwijd open te zetten.”