Amerika’s grondleggers en hun idealen
Moeten de Amerikaanse staten één zijn of mogen ze hun eigen weg gaan? Het boek ”De grondleggers” beschrijft de wording van Amerika. Historicus Joseph Ellis laat zien hoe lastig het is om een stabiel staatsbestel te vormen na een geslaagde revolutiepoging.
Het beroemdste duel in de Amerikaanse geschiedenis vond plaats op 11 juli 1804 vlak bij de rivier de Hudson aan de overkant van Manhattan in New Jersey. Tegenover elkaar stonden voormalig senator, voormalig vicepresident en rasopportunist Aaron Burr en de minister van Financiën Alexander Hamilton. Hamilton was de oorzaak van dit duel, omdat hij Burrs karakter onbetrouwbaar had genoemd en diens eer had aangetast. Hij schoot om niet te raken. Burr schoot raak en beëindigde niet alleen Hamiltons leven, maar tegelijk zijn eigen politieke loopbaan.Beiden waren onderdeel van een kleine groep leiders die met elkaar de basis legden voor het Amerikaanse staatsbestel. Hun duel was een zeldzaam moment van intern geweld en een overwinning van beginselpolitiek. In die intellectuele strijd stond Hamilton, vertegenwoordiger van de nationale macht, tegenover Thomas Jefferson, de verdediger van de individuele vrijheid.
Actueel
De verteller van dit verhaal is de gelauwerde Amerikaanse historicus Joseph Ellis, die dit boek in de VS in 2001 publiceerde. Hij acht dit debat nog steeds actueel, niet alleen vanwege de huidige spanning tussen deze idealen, maar ook omdat de manier waarop dit debat aan het eind van de achttiende eeuw is ingezet, ervoor zorgde dat het nog steeds gevoerd kan worden. In de achteruitkijkspiegel van de geschiedschrijving ziet hij dat de Amerikaanse democratie de trend zette voor alle andere pogingen onafhankelijkheid te verkrijgen.
Dit boek wil de historische setting van de grondslagendiscussie over de Amerikaanse staat opfrissen door de motieven, opvattingen en strategieën van de mythische generatie van grondleggers te ontrafelen. Het doel is niet de polarisatie nieuw leven in te blazen, maar aan te tonen dat het opstellen van de grondwet en de uitwerking ervan een collectieve onderneming was van een kleine groep mensen die elkaar zeer goed kenden en beseften dat ze geschiedenis schreven. Het is een aanwinst dat deze kleine uitgeverij dit boek in een uitstekende Nederlandse vertaling op de markt brengt. Voor een Nederlands publiek bevat het verhaal soms wat te veel details, maar de boodschap is de moeite waard, terwijl de schrijfstijl de sfeer van de late achttiende eeuw doet herleven.
Revolutie 1776
De rode draad in dit boek is de vraag of de Amerikaanse grondwet de principes van de revolutie van 1776 verloochende door individuele vrijheden weer in te perken. Ellis beweert dat de grondleggers verstandig te werk waren gegaan door met allerlei compromissen de weg in te slaan naar een eenheidsstaat en een besluit over de meest dreigende splijtzwam, de slavernij, uit te stellen. Hij doet dat door de bedenkers en uitvoerders van de Amerikaanse onafhankelijkheid op cruciale momenten te analyseren.
Zo’n moment deed zich voor tijdens een diner in 1790 waar minister van Buitenlandse Zaken Thomas Jefferson bemiddelde tussen minister van Financiën Hamilton en volksvertegenwoordiger James Madison over twee verwante zaken: de sanering van de schatkist en de keuze voor een plaats voor de hoofdstad. Het plan voor de schatkist behelsde het gelijktrekken van alle oorlogsschulden die op verschillende manieren waren gefinancierd en het overnemen van de schulden van de deelstaten door de nationale overheid. Het zuiden was daar tegen omdat het die schuld grotendeels had afgelost. Bovendien hadden speculanten veel schuldbewijzen opgekocht om de winst op te strijken, ten koste van de veteranen die ze als soldij hadden ontvangen. Deze praktische bezwaren berustten op een diep geworteld wantrouwen tegen een sterke centrale overheid, die herinnerde aan de Engelse overheersing.
Slaven
Hamilton keek minder naar het verleden en dacht juist aan de toekomst van het land, dat voor een gezonde ontwikkeling een sterk financieel instrument nodig had dat de burgers een aandeel in de nationale financiën gaf. Om de zuidelijke oppositie tegen te gaan, beloofde Hamilton zijn steun aan een voorstel om de federale hoofdstad naar Virginië, in een apart district, te verplaatsen.
Nadat deze hindernis genomen was, speelde een nieuw geschilpunt op: de slaven. De grondwet was door het zuiden aangenomen onder de voorwaarde dat tot 1808 geen enkele federale wet de slavenhandel mocht tegengaan. Indirect stippelde deze afspraak al een lijn voor de toekomst uit: slavernij werd in de verdediging gedrongen. Maar op dit moment moest voorkomen worden dat bevrijders en slavenhouders zo onverzoenbaar tegenover elkaar zouden komen te staan dat het bestuur door een patstelling lamgelegd werd.
In 1790 was er nog wel een optie over die, aldus Ellis, niet serieus werd onderzocht, namelijk geleidelijke invrijheidstelling. Dat traject zou weliswaar 140 miljoen dollar kosten, maar uitgespreid over decennia moest dat op te brengen zijn. Nog prangender was de vraag waar de 700.000 vrijgelaten slaven zouden moeten blijven. Een plaats in Amerika was haast ondenkbaar. Een uitweg was ver te zoeken.
Het stilzwijgen was echter doorbroken en alleen met veel moeite kon iedereen het eens worden over een resolutie die de federale overheid de bevoegdheid ontzegde om de slavernij terug te dringen. Dit compromis bleek een tijdbom. Nu een politieke oplossing was gestrand, zou de discussie vooral een -veel heftiger- moreel debat worden.
Spanningsveld
Ook de discussie over het ambt van president cirkelde om de macht van de staat. Was zo veel macht in de hand van één man wel wenselijk? George Washington had mythische kwaliteiten gekregen, maar dat vrijwaarde hem niet van de kritiek op monarchale dreigingen. Lichamelijk verzwakt, maar ook mentaal aangedaan door de kritiek stuurde hij in 1796 een afscheidsboodschap naar de pers, waarin hij opriep tot nationale eenheid binnenshuis en afzijdigheid van het buitenland. Dit vrijwillige afscheid was het afdoende antwoord en paste in het patroon van zijn leven. Ook zijn functie als opperbevelhebber had hij zelf opgegeven nadat de oorlog tegen Engeland was gewonnen. Zijn advies om geen vreemde allianties aan te gaan lag in het verlengde van zijn eigen ervaring. Hij wist hoe snel bondgenootschappen uiteen konden vallen of om de verkeerde redenen bij elkaar bleven. De overwinning was grotendeels behaald doordat hij erin slaagde de eenheid in zijn leger te handhaven.
Eigenlijk gaat ”De grondleggers” over de zoektocht naar een goede balans tussen staatsmacht en particuliere autonomie die de kwestie voorbereidde die pas in de Burgeroorlog bloot kwam te liggen: moeten de staten één zijn of mogen ze hun eigen weg gaan? Dit boek helpt te begrijpen waarom die weerstand tegen de staat zo diep zat. Het gaat mij te ver om de uitkomst van dit debat als bepalend voor alle toekomstige conflicten over onafhankelijkheidskwesties te zien. Maar het maakt wel duidelijk hoe lastig het is om na een geslaagde revolutiepoging een stabiel alternatief te vormen . De Amerikaanse uitkomst mocht dan niet perfect zijn -dat realiseerden de grondleggers zich ook- het was wel een werkbaar model met een innerlijk spanningsveld.
Adams en Jefferson
Eigen ervaringen en aspiraties van de grondleggers stuurden hun standpunten in de meest dringende staatszaken die op korte termijn moesten worden opgelost (of juist uitgesteld). Jefferson hoopte dat de vrijheidsstrijd van de Amerikanen de rest van de wereld zou besmetten. Met elkaar debatteerden de leiders in woord en in politieke daad over de vraag of de grondwet in het verlengde lag van de onafhankelijkheidsverklaring of niet. Daarop bestond verschil in visie, vooral tussen John Adams en Jefferson. Zij werden de grondleggers van de politieke partijen, tegen hun wil, maar met grote gevolgen voor de toekomst. Jeffersons pleidooi voor volkssoevereiniteit en de prioriteit van de rechten van de deelstaten boven het nationale belang leidde volgens Ellis rechtstreeks tot de verdediging van de slavernij door de zuidelijke staten.
Ondanks hun tegenstrijdige denkbeelden, die tot periodes van radiostilte en verwijten leidden, bleven beide grondleggers hun vriendschap trouw. Jefferson eindigde zijn leven als een optimist over de gevolgen van de Amerikaanse vrijheidsstrijd. Adams was minder overtuigd van de heilrijke toekomst en vreesde het misbruik dat ervan gemaakt kon worden. Zij stierven gelijktijdig op de vijftigste verjaardag van de revolutie, op 4 juli 1826. Beurtelings komt een van beide visies op het verleden bovendrijven. Op dit moment lijkt de visie van Adams weer de beste papieren te hebben.
N.a.v. ”De grondleggers. De revolutionaire generatie”, door Joseph J. Ellis; uitg. Elikser, Leeuwarden, 2008; ISBN 978 90 8954 008 9; 438 blz.; € 27,50.