Dat zei Olstenaar R. Verbokkem maandag bij de Raad van State. Rijkswaterstaat sleepte in 2006, zonder dat eigenaar Verbokkem op de hoogte was, de kotter van zijn ligplaats bij het Diamantbolwerk in Hasselt naar de haven van Zwartsluis. Volgens Rijkswaterstaat was dat nodig omdat het ruim tachtig jaar oude houten schip zinkende was en oliehoudend water lekte.Verbokkem zei dat Rijkswaterstaat het schip ten onrechte heeft weggesleept. Kotterdeskundige Bert Bruyn bevestigde dat en zei dat hij het schip voor 2006 een aantal keer heeft gecontroleerd voor de verzekering. „Na een reparatie op de helling in 2005 was het onderwaterschip in redelijk goede staat. Het bovenschip was er wel slecht aan toe en dat moest gerepareerd worden. Door het wegslepen is er veel meer water via het bovenschip in de kotter gelopen, waardoor hij in haven van Zwartsluis zonk”, aldus Bruyn.

Verbokkem stelde dat het schip geen olie op het Zwarte Water heeft geloosd. „Een paar dagen daarvoor was er een incident met een binnenvaartschip dat olie had gemorst. Het is niet erg fraai van Rijkswaterstaat om die olielozing op het conto van mijn kotter te schrijven”, zei Verbokkem.

Een inspecteur van Rijkswaterstaat zei evenwel dat hij zelf had gezien dat het schip olie en water loosde en dat er wel degelijk gevaar dreigde dat het schip zonk. „Er is een merkteken op het schip aangebracht en een paar dagen later lag het schip 15 centimeter dieper”, aldus de inspecteur.

Na het wegslepen ging het mis met de kotter. Bij scheepsbedrijf Hebo in Zwartsluis is het 18 meter lange schip op aandringen van Rijkswaterstaat uit het water getakeld, waarbij het in drie stukken brak. Na een noodreparatie zonk het schip alsnog en is het naar de sloop gebracht.

Kotterdeskundige Bruyn zei dat het broze schip nooit getakeld had mogen worden, omdat het door het water te zwaar was geworden. De eigenaar wil Rijkswaterstaat voor de schade aansprakelijk stellen. De schade bedraagt in totaal ruim 50.000 euro.