De achterkant van al-Nakba
Al-Nakba. De Catastrofe. Gevleugelde woorden waaraan in de hele Arabische wereld het jaar 1948 verbonden is - het geboortejaar van Israël én het jaar waarin een massale Palestijnse vluchtelingenstroom op gang kwam. De gebeurtenissen waren een recept voor schrijnend leed, zo blijkt in het Tropenmuseum. Maar ook voor ongenuanceerde verhalen.
Het Tropenmuseum in Amsterdam. Met vlammende ogen kijkt de oude Palestijn de bezoekers aan vanaf het scherm. Hij vertelt over een deal die Arabische landen in 1948 met het Israëlische leger sloten. En wie waren er de dupe? De Palestijnen. Hij suggereert hoe Joden infiltreerden in Arabische landen om de besluitvorming te beïnvloeden. En wie waren er de dupe? De Palestijnen.Ronny Naftaniel, directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI), kijkt met stijgende verbazing naar het filmpje. „Dat kun je dus echt niet brengen, dit soort complottheorieën. Dat er militair is samengewerkt tussen het Arabisch Legioen en Israël, is lariekoek. Dit bestaat alleen in het hoofd van deze man.”
Ophef
Het is voor het eerst dat Naftaniel geconfronteerd wordt met de inhoud van de tentoonstelling ”Palestina 1948, herinneringen aan een verdwenen vaderland”, die sinds maart dit jaar te zien is in het Tropenmuseum. Eerdere verzoeken om zich erover uit te spreken wees hij categorisch af. „Het zou alleen maar tot meer ophef hebben geleid en nog meer bezoekers hebben getrokken.”
Nu spreekt de CIDI-directeur toch. Terwijl hij de omstreden tentoonstelling op zich laat inwerken, geeft hij commentaar - geregeld steun zoekend in het dikke naslagwerk ”1948” van de Israëlische historicus Benny Morris dat hij onder zijn arm meedraagt (zie kader). „Je kunt met enige mildheid nog zeggen dat het museum de versie van de werkelijkheid brengt zoals bepaalde Palestijnen die hebben beleefd”, vindt Naftaniel. „Maar dan moet er op z’n minst een verhaal tegenover staan. Dat gebeurt niet. De leugen wordt niet weersproken, terwijl een museum de plicht heeft om de waarheid neer te zetten.”
Heroïsch
Waarom kiest een museum van het statuur als het Tropenmuseum ervoor om maar één kant van het Israëlisch-Palestijnse conflict te belichten? Lejo Schenk, directeur van het Tropenmuseum, wilde „het andere verhaal” vertellen, zo licht hij toe. „Het verhaal van de heroïsche totstandkoming van de staat Israël, van het land dat de woestijn vruchtbaar maakte, zit stevig op de harde schijf van ontzettend veel Nederlanders. Maar het andere verhaal, van Palestijnen die óók onderdeel van de wereldgeschiedenis zijn, is veel minder bekend. Dat verhaal wilden wij een keer een plaats geven.”
Schenk ontkent dat het Tropenmuseum daarmee partij kiest. „Als mensen zich slachtoffer voelen en je geeft hen een podium, kies je dan partij? Dat is niets anders als wat kranten dagelijks doen.” Wel kan hij leven met het etiket van eenzijdigheid, „als daarmee bedoeld wordt dat we exclusief het verhaal van de bejaarde Palestijnen laten zien. Dat is inderdaad een keuze. Die eenkennigheid zit erin.”
Massa-executie
Met een trieste blik in haar ogen vertelt een oude vrouw, Kamleh Daher, op een film over de massa-executie in haar woonplaats Salha. Naftaniel knikt, ook met een trieste blik in de ogen. Hij kent de details. „In de moskee. Zestig tot tachtig doden, onderdeel van de in totaal 800 moedwillig door Israël vermoorde Palestijnen. Had nooit mogen gebeuren, natuurlijk niet.”
Zo gaat het vaker tijdens het bezoek van Naftaniel aan het Tropenmuseum. Geëmotioneerde Palestijnen doen via de film hun verhaal, Naftaniel bladert in zijn boek en knikt. „Het klopt wel, maar er wordt niet bij gezegd dat…” Er wordt heel veel niet bij gezegd, zo blijkt. Niet dat de moefti van Jeruzalem en Palestijns leider voor 1948 pro-nazi was en met Hitler samenwerkte. Niet dat Arabische landen de oorlog van 1948 begonnen. En ook niet dat Joden in 1948 net zo goed verdreven zijn -uit Oost-Jeruzalem bijvoorbeeld- en dat hun synagoges werden verwoest.
Evenwichtig
Voor het maken van de tentoonstelling zocht het Tropenmuseum contact met diverse organisaties. Kaartmateriaal is onder meer beschikbaar gesteld door het Nederlands Palestina Komitee, dat onophoudelijk vecht voor de Palestijnse zaak in Nederland. „Maar we hebben niet veel invloed op de inhoud gehad”, verzekert secretaris Kees Wagtendonk van het Komitee.
Hij noemt de tentoonstelling „evenwichtig” en „heel redelijk en gematigd.” Wagtendonk ontkent ten stelligste dat het Tropenmuseum ook een andere kant had kunnen laten zien. „Er ís geen andere kant. Deze tentoonstelling gaat over de Palestijnen. Het is logisch onmogelijk om daarnaast een verhaal te zetten dat de helft onderuithaalt.”
Zionistische visie
Dat de foto’s en filmpjes in het Tropenmuseum ook na zestig jaar nog explosief materiaal vormen, komt doordat er „bijna geen woord en geen steen in deze geschiedenis niet ooit eens weersproken is”, verklaart directeur Schenk van het Tropenmuseum. „Dat maakt de kwestie buitengewoon gecompliceerd.”
De actualiteit maakt die complexiteit niet minder. Discussies naar aanleiding van de tentoonstelling gaan haast ongemerkt over in de vraag of Palestijnse vluchtelingen vandaag de dag het recht zouden moeten hebben om terug te keren naar Israël. „Dat kun je hoogstens toestaan voor de oude generatie die oorspronkelijk vertrokken is en waarvan nu nog enkele tienduizenden mensen in leven zijn”, zegt Naftaniel van het CIDI. „Maar niet voor hun nageslacht. Dan zouden er 4 miljoen Palestijnen in Israël komen wonen. Dat is onmogelijk, al is er voor hen wat mij betreft wél ruimte in een toekomstige eigen staat.”
Bij Kees Wagtendonk van het Palestina Komitee valt die opmerking verkeerd. „Terugkeer van het nageslacht geen optie? Dat is een zionistische visie op het geheel, en díé is geen optie. De hele Joodse staat is van meet af aan geen optie geweest, omdat een Joodse staat per definitie discrimineert. Hij bestaat alleen maar krachtens de gedwongen afwezigheid van de Palestijnen. Laat Israël hen niet terugkeren, dan leidt dat uiteindelijk tot een explosie die voor de staat Israël niet de goede afloop zal hebben.”
Naftaniel draait het om. „Juist de eis van terugkeer van neven, nichten, kleinkinderen en noem maar op is een bom onder elk akkoord. Verwerkelijking van die eis zal niet tot de oplossing van het probleem leiden, omdat Palestijnen in Israël dan binnen de kortste keren in de meerderheid zullen zijn. En daar kan nooit en te nimmer sprake van zijn.”
Zie ook de site van het Tropenmuseum.
Joods historicus geeft antwoorden
Hét standaardwerk over de totstandkoming van Israël en de Palestijnse Nakba is ”1948, A History of the First Arab-Israeli War” van de Israëlische historicus Benny Morris. Morris, zoon van Joods-Britse immigranten, ploos de wordingsgeschiedenis van de Israëlische staat minutieus na. Zijn boek is de belangrijkste bron van de feitelijke informatie op de tentoonstelling van het Tropenmuseum.
Ondanks zijn Joodse afkomst staat Morris ook bij verschillende Palestijnse auteurs hoog aangeschreven. Hij hoort in Israël bij de losse groep zogeheten Nieuwe Historici, wetenschappers die een onpartijdige visie op de totstandkoming van hun land nastreven. Sommige leden van die groep, zoals de historicus Ilan Pappé, zijn echter zeer omstreden. Pappé schroomt niet de gebeurtenissen van 1948 te omschrijven als een „etnische zuivering van Palestina” door zijn eigen land. Morris gaat veel minder ver.
Niet antisemitisch
Antisemitisch, bedreigend en aanzettend tot discriminatie, haat en belediging. Het zijn niet de minste beschuldigingen die het Tropenmuseum in Amsterdam te verstouwen kreeg van de Nederlandse Jood Michael Jacobs. Hij noemt de tentoonstelling over de Palestijnen een „misleidende vertoning” en spande eerder dit jaar een rechtszaak aan tegen het museum die de nodige publiciteit genereerde.
De rechtbank in Amsterdam wees vorige maand alle eisen van Jacobs af, onder meer met een beroep op de vrijheid van meningsuiting. Volgens de voorzieningenrechter is de tentoonstelling „in geen enkel opzicht onrechtmatig.”