Kerk & religie

Ver-dienen

„Mzungu!”, blanke! De tassen vol groenten en fruit wegen zwaar aan mijn handen. Moeizaam baan ik me een weg door de mensenmassa. Negeer het, zeg ik tegen mezelf. Doe alsof je niets hoort. Dan houdt het vanzelf op. Niet dus.

Lies Mukuna-Adelaar
4 September 2008 13:25Gewijzigd op 14 November 2020 06:19
LIES ADELAAR
LIES ADELAAR

„Hé mzungu, naar de markt geweest? Wat heb je voor mij meegebracht?” grapt een motorrijder naar me vanonder zijn helm. Een straatjongetje wrijft veelzeggend over zijn buik: „Mzungu, honger!” Negeer het, negeer het… Een eindje verderop houdt een man, zijn mismaakte linkerbeen verwrongen in vreemdsoortige hoeken, zich staande met een stok. „Mzungu, geef me geld.” Ik knik hem toe, en schaam me vanwege mijn zware etenslast.Onzichtbaar heb ik al vaak willen zijn hier in Congo. Een donkere huid hebben. Niet opvallen graag. En dat terwijl ik zo m’n best doe om te integreren. Ik zou met vlag en wimpel slagen voor het inburgeringsexamen, mocht dat plotseling een voorwaarde worden voor vestiging in Congo. Taal? Cultuur? Geschiedenis? Fluitje van een cent! Zelfs ugali (maispap) koken gaat me goed af. Maar toch: ik ben nog steeds de mzungu, la blanche, de blanke. Degene die barst van het geld, die anderen voor zich laat werken en zich niet anders op straat hoort te vertonen dan in een grote terreinauto met vierwielaandrijving.

Die denkbeelden zijn overigens niet onterecht. Sinds de kolonisatie door België is dit het type blanke met wie Congolezen in aanraking komen. Het overgrote deel van de blanken arriveerde hier om zichzelf te verrijken met Congo’s rijkdommen. Slechts enkele paters en zusters vormden hierop een uitzondering. Goud, diamanten, koper, rubber: You name it, we’ve got it! Nog steeds handhaaft 99 procent van de blanken, heus niet alleen de Belgen, een levensstandaard waarvan de gemiddelde Congolees alleen maar kan dromen. Een blanke gooit in een dag een bedrag over de balk waarvoor een Congolees een jaar moet ploeteren. Dat mensen je daarom benaderen alsof je in je achtertuin vier, misschien wel vijf geldboompjes hebt staan, is begrijpelijk.

Daarom kan het gebeuren dat op een heel vroege morgen een onbekende man bij me aanklopt, z’n schoenen uitdoet, op de bank gaat zitten en uitlegt dat hij graag zou willen dat ik zijn studie betaal. „Waarom kom je naar mij toe?” vraag ik hem. „Waarom ga je niet naar een van je Congolese broeders? Vanwege de kleur van mijn huid?”

„Neeneenee”, haast hij zich te zeggen, „niet vanwege je huidskleur, maar omdat God me in een droom vertelde dat ik bij jou wel succes zal hebben. En omdat je zo aardig bent.” Ah. Als ik hierop inga, ziet half Bukavu straks visioenen over aardige mzungu’s en veel, heel veel geld. Teleurgesteld vertrekt de man, op zoek naar iemand die wel gecharmeerd is van zijn dromen.

Het blijft een dilemma. Wie geef ik wel, wie niet? Geld geven kan niet altijd en het helpt niet altijd. Negeren lost het probleem ook niet op, al lijkt dat soms het gemakkelijkst. Daarom oefen ik op het volgende: ik probeer mensen te benaderen als personen en niet als lastposten. Dat is waardevol en mogelijk, al kost het tijd. Door te vragen naar de naam van een straatkind of door even te kletsen met de bedelaar krijgen dagelijkse ontmoetingen op straat meerwaarde. Voor hen en voor mij. Zo kan ik een zegen zijn voor mensen. Niet alleen door mijn financiële positie, maar ook door hun mens-zijn met een eenvoudig gebaar betekenisvol te maken. Zo krijgt blank-zijn in deze Afrikaanse maatschappij een positieve invulling.

De auteur werkt in het Congolese Bukavu voor het project Present Hope for a Future Home, een project voor straatjongeren en -kinderen. Zij wordt hierbij gesteund door Stichting Imado, www.stichtingimado.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer