„Eérst moet de kerk haar identiteit terug”
De kerk moet weer weten waarvoor ze staat, vindt ethicus prof. dr. F. Vosman. „Alleen dan kan ze een wezenlijke bijdrage leveren aan het debat over normen en waarden in de samenleving. Want dat gaat ten diepste over identiteit en het gebrek daaraan.”
De moraaltheoloog sprak dinsdagavond op een bijeenkomst van de ChristenUnie in Utrecht. In een forumdiscussie over de rol van de kerk in het normen- en waardendebat debatteerde hij met L. van Dijke, Tweede-Kamerlid voor de ChristenUnie, B. Rebergen, directeur van Flevo Festival, en R. Freeke, lid van de ChristenUnie in Utrecht. „Het normen- en waardendebat in Nederland gaat helemaal niet over normen en waarden”, betoogde Vosman. „Het gaat vooral over het gebrek aan identiteit. Als we dat niet onder ogen zien, blijft het bij bubbels aan de oppervlakte. Een Marokkaanse jongen die iemand doodschopt, is heel spectaculair, maar het gaat dieper. Waarin verschillen we nu van levensoriëntatie met zo’n jongen? Dat gaat verder dan een verschil van mening.”
Volgens de ethicus ligt de rol van de kerk in het onder ogen zien van die verschillen, ook binnen de kerken. „De kerk moet willen zien dat er verschillen zijn. Dat betekent niet dat ze pluralisme als feit moet zien, maar wel als werkvorm. Met al die verschillen moet ze zoeken naar een weefsel in de samenleving. Want ondanks de verschillen kan ik op Van Dijke stemmen, omdat ik het eens ben met wat hij ziet als het doel van de kerk”, zei de rooms-katholieke Vosman.
Van Dijke was het niet eens met diens visie op de kerk. Hij benadrukte dat er één normgevend kader moet zijn. „En dat is er. We hebben de Tien Geboden.”
De politicus hamerde erop dat de kerk vanuit dat kader haar deuren openzet. „In de kerk hanteren we structuren uit de vorige eeuw om problemen van nu te lijf te gaan. We verdoen onze tijd met het instituut kerk. De kerk moet zichtbaar zijn. Maar toch komt geen enkele politicus op het idee om ook de kerken aan het debat over normen en waarden deel te laten nemen.”
Dat is voor een deel de eigen schuld van de kerken, meent Van Dijke. „De kerken vormen in de samenleving geen leesbare brief van Christus. Ze hebben zichzelf teruggedrongen in een hoekje.” Het kamerlid wees in dat verband op de belangrijke taak van de predikant. „Hij moet de samenleving tot op het bot kennen en een wegwijzer zijn voor de gemeente. Mensen moeten zich bewust worden van hun taak om Christus na te volgen. De kerk is daarbij het verkondigend orgaan. De mensen moeten zélf aan de slag.”
De zaal reageerde kritisch. „Er wordt zo gemakkelijk gesproken over navolging van Jezus Christus. Maar als daarbij niet de toon klinkt van „Ik, ellendig mens”, weet ik niet waar we uitkomen”, zo verwoordde een plaatselijke predikant zijn kritiek. Van Dijke: „We zijn allemaal zondige mensen, die hier het paradijs niet kunnen vestigen. Maar het helpt niet als je alleen ’teugen’ abortus en prostitutie bent. De kerken moeten ook een weg bieden voor die jonge moeder en die prostituee.”
Flevo-directeur B. Rebergen wees erop dat het gebrek aan identiteit van de kerken zichzelf oplost. „Ik zie dat organisaties als Youth for Christ en de EO het debat gaan voeren. Deze organisaties lossen de kerkelijke verlegenheid op. De kerken moeten dat weer overnemen.” Daar mogen ze van Rebergen heel ver in gaan. „In zaken waar je elkaar tegenkomt, zoals het gezin, moet de kerk een ethische coalitie smeden met moslims en hindoes. Want als wij geloven dat Jezus Christus de Waarheid is, zal dat uit zichzelf blijken.”
Moeten de kerken wel deelnemen aan het normen- en waardendebat? vroeg ChristenUnie-lid R. Freeke zich af. „Je kunt ervoor kiezen om mee te debatteren als kerk, maar je kunt helemaal niet spreken over de mening van de kerk, omdat die zo verdeeld is. Bovendien kun je over de kern geen compromis sluiten. Dus heb je in het debat niets te zoeken. De kerk kan het debat beter handen en voeten geven door in de stad met haar deuren open te staan en soep uit te delen op straat.”