Blind
Ik moet spreken tot hen die zonder gevoel zijn. Dat betreft helaas het grootste deel van de mensheid. Zij zijn dood, ja, geheel dood in zonden en misdaden. Kon ik hen het paradijs maar doen zien, of het Koninkrijk der hemelen, als in een tafereel met zo veel voordeel vertonen als de verzoeker het koninkrijk van de wereld en zijn heerlijkheid aan onze Zaligmaker toonde. Maar helaas, wij zouden geen ogen hebben om dat te zien. Kon ik de heerlijkheid van het Evangelie uitschilderen, of de vuile hatelijkheid van de zonden, zij konden er niet meer over oordelen dan een blinde over kleuren. Want zij zijn vervreemd van het leven Gods door de onwetendheid die in hen is en door de verharding van hun hart.
Zo een is een kind van de duisternis en wandelt in de duisternis. Zal ik dan zijn doodsklok luiden, zal ik dan zijn strafvonnis lezen? Wat zal het alles baten? Ach, hij verstaat mij niet! Zal ik hem zoeken te bekoren, met liefelijk gezang en blijde tijdingen van het Evangelie, met de zoetste nodigingen en vertroostingen, met hartversterkingen van de Goddelijke beloften? Helaas, al waren die nog zo uitnemend schoon, zij zullen hem niet zaligmakend aandoen of bewegen, tenzij hem gegeven wordt dat hij met de oren hoort en met het hart verstaat.Joseph Alleine, predikant in het Engelse Tauton (”Alarm voor onbekeerde zondaren”, 1735)