EU met Libanon op dwaalweg
De Europese Unie (EU) wil met Libanon een verdrag sluiten. Een aanfluiting, menen drs. B. Belder
en mr. drs. M. L. Bosman-Schouten . De Europese Unie (EU) is van plan een associatieverdrag met Libanon te sluiten. In dit (handels)akkoord komt een antiterrorismeclausule te staan. Deze clausule is echter een aanfluiting, en op zijn best een doekje voor het bloeden. De moslimfundamentalistische, anti-Israëlische en terroristische organisatie Hezbollah is immers heer en meester in het zuiden van Libanon. Zolang dit niet verandert en de EU weigert Hezbollah op de zwarte lijst van terroristische organisaties te plaatsen, ondergraaft ze haar eigen geloofwaardigheid door het sluiten van dit akkoord.
De EU wenst niet achter te blijven bij de Verenigde Staten in de wereldwijde strijd tegen het terrorisme. De Unie wil daarbij haar verdragspartners actief inschakelen. Een middel daartoe is het opnemen van antiterrorismeclausules in (handels)akkoorden met derde landen. Verdragspartners van de EU zouden zich moeten committeren aan de strijd tegen het terrorisme en ook moeten beloven geen steun aan terroristische organisaties te geven.
Als lichtend voorbeeld van deze nieuwe politiek wordt het reeds ondertekende associatieverdrag met de Republiek Libanon opgevoerd. In dit verdrag komt zo’n antiterrorismeclausule te staan. Alhoewel het Europees Parlement (EP) nog officieel met deze overeenkomst in moet stemmen, prees het de introductie van deze clausule al in een onlangs aangenomen resolutie.
Ook de Spaanse rapporteur is positief over de afspraken met Libanon. Hij gaat blindelings af op de gevoerde briefwisseling tussen Brussel en Beiroet. En die staat inderdaad bol van de goede voornemens inzake een gezamenlijke bestrijding van „terroristische groeperingen” en „terroristische handelingen.”
De fractie ChristenUnie-SGP in het EP kan zich in dit standpunt niet vinden. Instemming met een associatieovereenkomst tussen de EU en de Republiek Libanon laat de groeiende macht en aspiraties van de sjiitische terreurbeweging Hezbollah op Libanees territoir ongenoemd en ongemoeid.
Laatste klap
Wat ziet de EU bij Hezbollah dan welbewust over het hoofd? Dat, om te beginnen, Hezbollah een staat binnen de Libanese staat vormt. Na de terugtrekking van het Israëlische leger uit het zuiden van Libanon in mei 2000 zag Hezbollah (Partij van Allah) haar kans schoon. Sindsdien is Hezbollah heer en meester in dit gebied. Geen wonder dat analisten spreken van „Hezbollah-land.” Noch de Libanese regering, noch zelfs interventiemacht Syrië heeft echt greep op deze thuisbasis van Hezbollah. Van daaruit lanceert de Partij van Allah haar militaire annex terroristische operaties tegen de staat Israël, van daaruit ontplooit zij evenzeer haar politieke en sociale activiteiten in de rest van het land.
Momenteel kan alleen de Islamitische Republiek Iran effectieve invloed uitoefenen op Hezbollah. Begrijpelijk, want Teheran was Hezbollah in de achterliggende jaren buitengewoon behulpzaam bij de opbouw van een geducht militair apparaat. Dat omvat onder andere een indrukwekkend arsenaal aan raketten, die heel het noorden van Israël bestrijken.
Naar het zich laat aanzien maande Iran dit voorjaar Hezbollah met succes tot kalmte in de escalerende confrontatie met Israël. Natuurlijk liet de Perzische sponsor van de Partij van Allah zich daarbij primair door strategisch eigenbelang leiden. De woede van de VS mocht niet worden opgewekt. Daarnaast moest het militaire vermogen van Hezbollah als strategisch wapen van Iran tegen Israël intact blijven.
Deze realiteit op de (Libanese) grond heeft het zelfbewustzijn van Hezbollah een forse impuls gegeven. Veelzeggend in dezen is de boutade van de secretaris-generaal van Hezbollah, Hasan Nasrallah: „Israël is met zijn nucleaire vermogen én sterkste luchtmacht van de regio toch zwakker dan een spinnenweb.” En op het hoogtepunt van de golf van Palestijnse zelfmoordaanslagen in Israël, in maart 2002, was de commandant van Hezbollah in Zuid-Libanon ervan overtuigd dat de tijd gekomen was om definitief met de Joodse staat af te rekenen. Wie die „laatste klap” moest uitdelen, was voor sjeik Nabil Qa’uk evident.
Schijn bedriegt
Over de centrale doelstelling van Hezbollah - „de vernietiging van Israël en de bevrijding van Palestina en Jeruzalem”- laat haar leiding geen enkele twijfel bestaan. Consistent met dit ultieme streven is de solidarisering van Hezbollah met de tweede Palestijnse intifada, de opstand die in september 2000 uitbrak. „De intifada in Palestina (let op de woordkeus!, BB/MLB) van vandaag is onze frontlijn. Onze steun is niet slechts een plicht, maar een noodzakelijkheid. In woorden én daden”, zwoer Hezbollah-voorman Nasrallah.
Deze belofte is de Hezbollah stellig nagekomen. In woorden en beelden via haar populaire televisiestation Al-Manar. In daden door het ontvoeren en vermoorden van Israëlische soldaten, door voortdurende aanvallen op Israëlische legerposten, door het terroriseren van de Israëlische burgerbevolking, door (verijdelde) pogingen tot grootscheepse wapensmokkel ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit, door het zeer actief werven van spionnen in Israël.
Deze strategie van Hezbollah maakt de antiterreurclausule in een associatieverdrag tussen EU en de Republiek Libanon tot een regelrechte aanfluiting. In het verlengde daarvan verdraagt zich het „vredesideaal” van Hezbollah voor het Midden-Oosten ten enenmale niet met dat van de EU. Hezbollah rept tekenend genoeg over Israël als „een illegale staat”, „een kankerachtige entiteit.”
Kortom, in de komende debatten over het associatieakkoord EU-Libanon in de commissie buitenlandse zaken en de plenaire vergadering van het EP staat niets minder dan de geloofwaardigheid van Europa’s gehechtheid aan de rechtsstaat en mensenrechten op het spel. Overigens is evenzeer tekenend voor de houding van de EU dat Hezbollah niet op de ’bevriezings-’ ofwel ’terrorismelijst’ van de EU staat. Dit omdat een aantal lidstaten, waaronder Frankrijk en België, daar niet mee wilde instemmen.
Een geloofwaardig EU-optreden heeft bovenal dringend behoefte aan een heldere definiëring van internationaal terrorisme. Waarbij ook eindelijk eens voor waar wordt gehouden wat dat „internationaal terrorisme” in deze tijdsspanne mondiaal aan gevaar met name voor de westerse wereld inhoudt: het islamistisch terrorisme.
Van zulke conceptuele helderheid lijken de Europese Instellingen niet gediend. Begrijpelijk, want dan zouden logische acties moeten volgen. De (eigen) schijn bedriegt overigens altijd. En van deze Europese schijn is de staat Israël sowieso niet gecharmeerd. Terecht! Blijft de prangende vraag: Zal straks heel Libanon „Hezbollah-land” zijn? Tegen deze desastreuze optie onderneemt de EU niets. Desastreus voor de Libanese christenen, levensbedreigend voor de Joodse staat.
De auteurs zijn respectievelijk lid van het Europees Parlement voor de eurofractie ChristenUnie-SGP en fractiemedewerkster buitenlandse zaken.