Persingen en de profetie uit Jesaja
De grens tussen Overijssel en Gelderland is in het landschap nergens te zien. Maar het heuvelachtige stukje grond dat ingeklemd ligt tussen Nijmegen, Waal en grens is toch anders. Het lijkt wel een beetje een voorportaal van Duitsland.
Zwilbroek is een stipje op de kaart en niet veel meer in het echt. Huizen staan er amper en voor je het doorhebt, rijd je Duitsland binnen. En dan wordt het direct wel heel erg leuk. Een bord kondigt de barokke St. Franziskuskerk aan. Daar staat hij. Groot, ruim, hoog. Een prachtig bouwwerk, veel te groot voor dit dorpje net over de grens.De deur van het gebouw staat open en de verleiding is niet te weerstaan. Het interieur overweldigt. Een mix van calvinistische soberheid en roomse opsmuk. Hoogaltaar, orgel, kansel; het zijn kunstzinnig bezien pronkstukken. En ze komen extra mooi uit tegen de witte wanden van het gebouw.
De kosteres is druk in de weer om de boel te poetsen. Ze roetsjt met een stofdoek over het orgelpedaal en leunt dan vriendelijk over de balustrade naar beneden. Of de kerk op zondag nog vol zit? Ze spreidt haar armen in een breed gebaar. „Helemaal, totaal vol. Met heel veel Nederlanders. Heel veel.”
Het kerkbestuur heeft, vanwege de toeloop van over de grens, inmiddels besloten de Bijbellezingen iedere zondag tweetalig te doen. „De Hollanders vinden de kerk zo mooi dat ze er graag eventjes de grens voor oversteken”, weet de kosteres.
De geschiedenis van de grote kerk in Zwillbrock heeft trouwens een Nederlands tintje. In 1651 besloot pater Georg Philippi op kerstavond een speciale mis te houden voor de Hollanders, die in Nederland een calvinistisch bestuur hadden gekregen dat rooms-katholieke kerkdiensten verbood. De toeloop was immens en hield ook na de Kerst aan. In 1652 werd daarom besloten een kapel te bouwen. De grondslag voor de grote barokkerk, die in 1748 werd ingewijd, was gelegd.
Maar het Duitse Zwillbrock is over het randje en dus snel de reis zuidwaarts aan de andere kant van de grens hervat.
Overijssel wordt Gelderland. Bos en weiland wordt rivierenland. De Waal snijdt het landschap in stukken en het water zet z’n onmiskenbare stempel op het land. De gemeente Ubbergen, een soort voorstad van Nijmegen, telt vele dorpen die verspreid liggen in de Ooijpolder tussen de Ubbergse heuvelrug en de Waal. Kekerdom bijvoorbeeld, met z’n grote rooms-katholieke kerk. In de Romeinse tijd lag Kekerdom aan de grens van het Romeinse Rijk. De Romeinen bouwden hier een versterking. Het dorpje Kekerdom ontstond waarschijnlijk zo rond 800. Mensen vestigden zich op de oeverwal van de Waal en ontgonnen het beboste gebied. Ook bouwden zij een kapel op de plaats van de huidige kerk.
Het fraaie bouwwerk, waarvan de toren duidelijk het jongst is, is de enige kerk in Nederland die buitendijks ligt. Bij hoog water is het godshuis dan ook alleen met de boot te bereiken. Hoe het dan met de zondagse kerkdiensten gaat? Er is niemand die daarover informatie kan verschaffen. En de kerkdeur zit stevig op slot.
Iets verderop ligt het dorpje Persingen. Een woongemeenschap die de naam dorp niet verdient. Volgens kenners is het met z’n 37 huizen en 98 inwoners het kleinste dorp van heel Nederland. Parel van het gehucht is het kerkje dat al lang niet meer als kerk dienstdoet en niet alleen doordeweeks maar ook zondags de deuren gesloten houdt. Wel worden er nog veel trouw- en rouwdiensten in het gebouw gehouden.
In het begin van de 13e eeuw werd hier een kapel gebouwd die gewijd was aan de heilige Dionysius. Het laatgotische koor van de kerk dateert uit de 14e eeuw. Het onderste deel van de toren is nog ouder. In de 15e eeuw werd er op de toren een klokkenverdieping gezet, met daarbovenop een ranke spits.
Om de kerk heen ligt een weiland. Koeien stappen loom door het gras, nieuwsgierig kijkend naar iedere bezoeker. Een glanzend zwart-wit kalfje ligt vlak bij de kerkmuur te zonnen. Het gras geurt, de vogels kwinkeleren. En verder is het on-Hollands rustig. Ver in de verte zijn er de geluiden van de stad Nijmegen. Het lijkt een andere wereld.
Het kalfje is het zonnen moe en dartelt richting z’n moeder, zoekt de volle uier en begint gulzig te drinken. Een hagelwitte poes, die heeft liggen slapen bij de voordeur van de boerderij achter de kerk, rekt zich loom uit en stapt parmantig het weilandje in.
Persingen is het paradijs niet. En in het kerkweiland lopen geen beren en leeuwen. Maar toch laat de profetie van Jesaja zich niet uit de gedachten wegdrukken: „De koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen en de leeuw zal stro eten gelijk de os.”