Speciaal snelrecht komt niet van de grond
Het supersnelrecht dat de Tweede Kamer wil, komt vooralsnog niet van de grond.
Een periode van drie dagen blijkt te kort om alle papierwerk rond een verdachte zodanig op orde hebben dat de rechter de zaak kan afhandelen. Dat hebben rechters in de regio’s Rotterdam en Den Haag de afgelopen maanden in de praktijk ondervonden, zei een woordvoerder van de Raad voor de rechtspraak donderdagmorgen.De Tweede Kamerfracties vinden dat een zeer snelle afwikkeling van een strafzaak herhaling van strafbare feiten kan tegengaan. De discussie over vaker toepassen van snelrecht laaide begin dit jaar op door de vele incidenten tijdens de jaarwisseling. Hulpverleners werden belaagd en relschoppers richtten voor miljoenen euro’s schade aan. Het parlement en ook minister van Justitie Hirsch Ballin vinden het wenselijk dat verdachten van dergelijke feiten ook ’s avonds en in het weekeinde worden berecht.
De Raad voor de rechtspraak heeft in een brief aan de minister uitgelegd welke problemen rechters tegenkomen wanneer een verdachte supersnel moet voorkomen. Het dossier kan bijvoorbeeld incompleet zijn doordat (getuigen)verhoren nog niet zijn uitgewerkt.
Ook blijkt het moeilijk alle stukken op zo’n korte termijn bij de advocaat van de verdachte te krijgen. „Het gaat vaak om dingen die op vrijdag- of zaterdagavond gebeuren”, zegt de woordvoerder. „Het is heel moeilijk om dan alles zo voor elkaar te krijgen dat op zondagavond of maandagochtend een zitting kan plaatsvinden.”
Het lijkt de rechtspraak beter het gewone snelrecht aan te houden, waarbij iemand binnen twee weken voor de rechter komt.
Overigens bestaat in veertien van de negentien rechtbankregio’s al een zekere vorm van snelrecht, aldus de woordvoerder van de raad. De kleinere rechtbanken zijn volgens hem ook bereid en in staat het in te voeren als blijkt dat snelrecht nodig is.