„Bekering van Saulus is voorbeeld en toetssteen”
„De bekering van Paulus is niet alleen een voorbeeld, maar ook een toetssteen.” Dat zei ds. J. Veenendaal, predikant van de gereformeerde gemeente te Zwijndrecht, zaterdag in Urk. Hij was een van de sprekers tijdens de jaarlijkse Mbuma-zendingsdag in de Jachin Boazkerk, die goed bezet was.
Ds. Veenendaal haalde 1 Timotheüs 1:16 aan, waar de heidenapostel schrijft dat hem barmhartigheid is geschied, tot een voorbeeld voor degenen die geloven zullen ten eeuwigen leven. Het woord ”voorbeeld” betekent hier, aldus ds. Veenendaal, niet alleen een mogelijkheid, maar ook patroon of toetssteen. „De grondtrekken in de bekering van Saulus zijn een toetssteen voor elke bekering, ook voor die van bijvoorbeeld Lydia en de stokbewaarder.”De Zwijndrechtse predikant merkte op dat er in kerkelijk Nederland verwarring bestaat over wat bekering inhoudt, en noemde een aantal grondtrekken die in alle bekeringen voorkomen. Zo vindt bekering altijd plaats door Woord en Geest. „De meeste mensen worden bekeerd in de kerk en niet op het voetbalveld, in de kroeg of in de disco.”
Een volgende grondtrek van bekering is dat mensen echte Gods- en zelfkennis krijgen. Doorgaans begint dat met het leren kennen van een bepaalde zonde, een boezemzonde. De boezemzonde van Saulus was zijn eigenwillige godsdienst. Hij beefde toen hij werkelijk met God te maken kreeg. Na het ontdekken van de boezemzonde, zo zei ds. Veenendaal, leert een mens dat hij ook schuldig is aan andere geboden, in de daad of in gedachten.
Het volgende is dat de zondaar gaat inleven dat hij straf verdiend heeft. Dan krijgt hij of zij met gedachten over de dood, de eeuwigheid en de hel te maken. Het lukt echter niet om door bidden, lezen uit de Bijbel en het doen van goede werken onder de schuld uit te komen. Dan ontstaat er, aldus de predikant, vijandschap tegen God, omdat de zondaar op zijn eigen manier wil zalig worden en niet op Gods manier. Er komt een roepen om Jezus. In deze tijd krijgt de ziel wel eens een belofte van God, zodat hij of zij voor wanhoop bewaard wordt. Ten slotte wordt de vijandschap verbroken en moet de zondaar het van God verliezen. Dan belijdt de ziel schuldig te zijn en erkent hij de straf verdiend te hebben die God wil opleggen. De zondaar ziet Christus nu vanuit het Evangelie. Ds. Veenendaal: „Voor zo iemand is er genade. God heeft in het hart plaatsgemaakt voor Jezus Christus, Die dierbaar en noodzakelijk is geworden.”
De Zijne
J. A. Weststrate uit Barneveld sprak over Psalm 87. Hij zei dat de Heere onvruchtbaren en verachten verkiest. Dat is te zien in vers 4, waar het gaat over Rahab, Babel, de Filistijn, de Tyriër en de Moor. „Met Rahab wordt Egypte bedoeld, het volk dat Israël heeft onderdrukt. Rahab is het beeld van de gevallen mens. Geestelijke hoogmoed zal gebroken worden. Babel is het beeld van de satan, van zonde en ongerechtigheid. Ook uit het geestelijke Babel zullen er neergeveld worden.”
De student van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland zei dat het land van de Filistijnen het land van de vreemdelingen is en dat er ook vreemdelingen toegebracht zullen worden. Tyrus ziet op de wellust, terwijl de Moor te maken heeft met vervloeking. „De Heere kent al degenen die de Zijne zijn. Ze worden persoonlijk aangewezen”, aldus Weststrate.
Lauw
’s Middags sprak J. A. van Houdt uit Poortvliet, die voorgaat in de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland, over Psalm 116:3. Daar gaat het over banden des doods, angsten der hel, benauwdheid en droefenis. Die zijn nodig, zo zei Van Houdt. „De weg naar de hemel loopt door benauwdheid en droefenis. Als u niet zo zwart bent als de zwartste en zo ellendig als de ellendigste, dan bent u een vreemdeling van God en moet u niet over Christus praten. Het ligt zo diep. We moeten belijden hoe slecht we het er afgebracht hebben en een schandvlek worden in eigen ogen. We moeten alles verliezen. Wat moeten we met Christus doen als we niet leren dat we van onszelf geen plaats voor Hem hebben?”
Ds. T. Klok, predikant van de oud gereformeerde gemeente in Nederland te Urk, sprak het slotwoord naar aanleiding van het gedeelte uit Openbaring 3 over Laodicea. Hij vreest dat tegenwoordig veel mensen lauw zijn, zoals de gemeente van Laodicea lauw was. „Er is een naamchristendom ontstaan dat de zaken bespreekt maar niet beleeft. Men meent op de hoogste trap van de genade te zijn en Christus te kennen, maar van een armmakend en armhoudend geloof heeft men niet gehoord en dat zal men toch moeten kennen.”