Tegenaanval op Dawkins geopend
De Engelse evolutiebioloog Richard Dawkins toont in zijn scherpe aanval op religie en God een ware bekeringsijver. Hij doet dat echter vanuit een achterhaald en eenzijdig begrip van wetenschap en zonder zich werkelijk in de Bijbel en de theologie te verdiepen. Dat verwijten John Cornwell en Alister McGrath hem. Hun publicaties tegen Dawkins verschenen onlangs in het Nederlands.
In zijn boek ”God als misvatting” (”The God Delusion”) uit 2006 voerde de Engelse evolutiebioloog Richard Dawkins een scherpe aanval uit op religie en God. Wie godsdienstig is, heeft dat gewoon van zijn ouders geërfd, vindt hij. Het is een kwestie van indoctrinatie of, zoals het elders bij Dawkins luidt: God is een parasitair geestesvirus.Dawkins is er alles aan gelegen wetenschappers van God los te krijgen. Echte wetenschappers kunnen volgens hem geen christenen zijn.
John Cornwell, als onderzoeker verbonden aan het Jesus College in Cambridge, stelt in zijn boek ”Darwins engel. Een repliek op God als misvatting” (uitg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam) dat Dawkins geen geleerdheid tentoonspreidt en evenmin van valse bescheidenheid getuigt. De auteur die het meest aangehaald wordt, is Dawkins zelf. Hij schreef echter bepaald geen wetenschappelijk werk, aldus Cornwell. De atheïst toont zich afwisselend prediker, docent en borreltafelpolemist. „Je boek is in wezen een dialoog met een onzichtbaar publiek van fundamentalistische, fanatiek gelovige tegenstanders.”
Theologie is volgens Dawkins volstrekt niet een universitair vak. Cornwell: „In jouw ogen leven theologen in een schijnwereld en is het object van hun onderzoek even reëel als Klaas Vaak.”
Dawkins veegt geloof en openbaring zonder meer van tafel. Feitelijk gelooft Dawkins niet alleen niet meer in de verbeelding van de religie, stelt Cornwell, maar ook niet in de macht van de verbeelding om literaire, religieuze en morele waarheden te onthullen.
De Bijbel irriteert Dawkins, volgens Cornwell. Maar hij verdiept zich volstrekt niet in de aard van de Bijbelwetenschap, noch in de theologie. Theologen denken volgens Cornwell helemaal niet over God als een object, onderscheiden van het universum. Dawkins wil de religie vervangen door de wetenschap. „Maar moeten we ons er geen zorgen over maken dat een triomfalistische wetenschap in de vorige eeuw de bondgenoot is geworden van totalitaire systemen?”
Dawkins geeft op vrijwel elke pagina blijk van vooroordelen jegens gelovigen en drijft de spot met gerenommeerde Britse wetenschappers als Arthur Peacocke, Russell Stannard en John Polkinghorne. „Wat ze misdreven hebben? In hun ogen sluiten wetenschapsbeoefening en een godsdienstig geloof elkaar niet uit.”
Bedroefd én verontrust
Ook Alister McGrath, hoogleraar historische theologie aan de Universiteit van Oxford, klom in de pen tegen Dawkins. Hij schreef samen met zijn vrouw (docente godsdienstpsychologie aan de universiteit van Londen) het essay ”Dawkins als misvatting. Wat er mis is met het atheïstisch fundamentalisme” (uitg. Ten Have, Kampen). Eerder publiceerde McGrath een kritisch geschrift over Dawkins, getiteld ”Dawkins’ God” (2006).
De Oxfordse theoloog merkt op dat hij in de jaren zestig van de vorige eeuw een atheïst was die met „een grimmig genoegen naar het verscheiden van de godsdienst uitzag.” Hij maakte intussen echter de comeback van de godsdienst mee. Tijdens zijn studie raakte hij ervan overtuigd dat het christendom „een veel interessanter en intellectueel stimulerender visie is dan het atheïsme.”
Volgens Dawkins zijn de natuurwetenschappen, vooral de evolutionaire biologie, „een intellectuele supersnelweg” naar het atheïsme. Zijn boek ”God als misvatting” kenmerkt zich volgens McGrath door „overspannen retoriek en zeer selectieve manipulatie van de feiten.”
Het bevat veel „pseudo-wetenschappelijke bespiegeling”; de algemene culturele kritiek is veelal ontleend aan oudere atheïstische geschriften, met name uit de negentiende eeuw.
De lezing van ”God als misvatting” heeft McGrath bedroefd én verontrust. „Hoe kon een zo begaafde populariseerder van de natuurwetenschappen, die zich vroeger zo hartstochtelijk inzette voor een objectieve analyse van gegevens, in zo’n agressieve antireligieuze propagandist veranderen, met kennelijke minachting voor gegevens die zijn standpunt niet ondersteunen? Waarom worden de natuurwetenschappen zo misbruikt in een poging om atheïstisch fundamentalisme te bevorderen?”
McGrath vraagt zich af: „Staat het atheïsme er werkelijk zo slecht voor dat het met deze halfbakken onzin op de been moet worden gehouden?”
Dawkins voelt zich volgens McGrath kennelijk ernstig bedreigd door mensen die er religieuze ideeën op nahouden. Hij doet het voorkomen of het grootbrengen van kinderen binnen een religieuze traditie een vorm van kindermishandeling is. De benadering van Dawkins lijkt op de antireligieuze propaganda die Sovjetkinderen in de jaren vijftig van de vorige eeuw op school kregen voorgeschoteld. God staat voor Dawkins gelijk met geloof in de tandenfee of de kerstman.
Terwijl Dawkins geloof als intellectuele onzin beschouwt, beseffen de meeste mensen dat er vele overtuigingen zijn waarvan we de waarheid niet kunnen bewijzen, poneert McGrath. Het zoeken naar een niet verder te herleiden verklaring ligt zelfs in de aard van het wetenschappelijk proces. Het begrip mysterie geldt zowel voor de wetenschap als voor religie.
Verzet
McGrath merkt op dat Dawkins’ „dwingende, dogmatische eis” dat alle ’echte’ wetenschappers atheïsten moeten zijn, fel verzet heeft opgeroepen in juist wetenschappelijke kringen. Dawkins maakt zich schuldig aan een achterhaalde visie op de relatie tussen wetenschap en religie. „De betrekking tussen wetenschap en geloof is complex en gedifferentieerd - maar kan nooit aannemelijk als een toestand van totale oorlog worden voorgesteld.”
Dawkins’ sterk gepolariseerde wereldbeschouwing is „niet minder apocalyptisch en verwrongen dan die van de religieuze fundamentalisten die hij wil uitroeien.”
McGrath stelt dat het misschien tijd is dat „de wetenschappelijke gemeenschap als geheel een protest laat horen tegen het misbruik van haar ideeën ten dienste van een dergelijk atheïstisch fundamentalisme.”