Kerk & religie

Luthers strijd tegen geringschatting doop

Als men de doop geringschat, is het dan een wonder dat het zo slecht gaat met de mensen en met de wereld? Dat vroeg Luther zich af. Gaandeweg werd de doop een van de centrale thema’s van zijn theologie, aldus ds. W. van Beek, luthers predikant uit Bodegraven. Hij verzamelde en vertaalde de bekendste teksten van Luther over de doop.

K. van der Zwaag
28 July 2008 09:50Gewijzigd op 14 November 2020 06:10
Ds. W. van Beek verzamelde en vertaalde de bekendste teksten van Luther over de doop. Hij hoopt dat christenen bewuster met de doop leren omgaan. „Zoals je je verjaardag viert, zo mag je ook je doop vieren. De doop is een kleed dat je iedere dag mag drage
Ds. W. van Beek verzamelde en vertaalde de bekendste teksten van Luther over de doop. Hij hoopt dat christenen bewuster met de doop leren omgaan. „Zoals je je verjaardag viert, zo mag je ook je doop vieren. De doop is een kleed dat je iedere dag mag drage

Volgens Luther wordt aan de doop vaak achteloos voorbijgegaan. „Dagelijks zie en hoor ik met hoeveel laksheid en met hoe weinig ernst, om niet te zeggen hoe lichtvaardig men het hoogheilige, troostrijke sacrament van de doop bedient aan kinderen. Een van de oorzaken daarvan is, meen ik, dat de betrokkenen nauwelijks begrijpen wat er bij de doop gezegd en gedaan wordt.”Zo begint Luther zijn nawoord bij de doopliturgie die hij in 1523 in het Duits uitbrengt onder de titel ”Het doopboekje”.

Ds. Van Beek stelt dat de woorden van Luther nog steeds actueel zijn. „In de meeste kerken, zowel protestant als katholiek, wordt de doop bijgeschreven in de registers, en thuis verdwijnt de doopkaart in de map familiebescheiden. Dát men gedoopt is, weet men wel, en licht nog even op bij het vormsel, bij de openbare belijdenis, bij een andere doopbediening of een doopgedachtenis. Maar de doop als dagelijks kleed, als een levenslange bemoedigende aanwezigheid, dat is een zeldzaamheid. Voor Luther was de doop een sacrament voor heel het leven.”

Ds. Van Beek bracht in zijn boek ”Eens gegeven, blijft gegeven. De doop in de theologie van Maarten Luther” (uitg. Kok, Kampen) de belangrijkste teksten van Luther over de doop bijeen. Het zijn het Sermoen (1519), het doopgedeelte uit De Babylonische Gevangenschap van de kerk (1520), het Doopboekje (1523, herzien in 1526), de Wederdoop (1528), de doopgedeelten uit de Kleine en Grote Catechismus (1529), preken over Romeinen 6 (1525), Mattheüs 3 (1534), Titus 3 (1537) en het dooplied ”Christus, onze Heer, kwam naar de Jordaan” (1541).

Tekstboek
Het boek wil vooral een tekstboek zijn. Bij elke tekst geeft ds. Van Beek een inleiding en een toelichting. Hij gaat in op de achtergronden van onder meer de dooppraktijk uit de tijd van Luther en zijn theologische opvattingen.

Bij Luther is de doop niet meer het sacrament van Rome, zoals in de middeleeuwse theologie. Dus de doop wast niet alleen maar de bij de geboorte aanwezige (erf)zonde af, zoals men leerde, maar de doop krijgt bij hem een beloftevol perspectief: de doop blijft levenslang werkzaam.

„De belofte die God met Zijn Woord bij de doop geeft, vergeving van zonde en een nieuw leven, blijft altijd gelden.”

Als de mens schrikt van zijn zonde moet hij, volgens Luther, zijn doop gedenken en zich „vrolijk troosten”, omdat in de doop God Zich met hem heeft verbonden om voor hem zijn zonden te doden. Wie zich van dat geloof laat afbrengen, maakt God tot een leugenaar, aldus Luther.

Ds. Van Beek: „Voor Luther betekent de doop: sterven, maar evenzeer: opstaan. Zo wordt de doop een dynamische kracht in het alledaagse leven van een christen. De doop geeft je geen status, maar zet je in beweging.”

Luthers doopopvatting beweegt zich volgens ds. Van Beek tussen twee uitersten. Enerzijds is er de rooms-katholieke visie waarbij de doop beschouwd wordt als een niet toereikende genadegift. Door de zonde raakt die genade weer op. Het ontvangen van het heil hangt bij Rome af van het op de juiste manier uitvoeren van de sacramenten en het doen van goede werken. Anderzijds zijn er de doperse stromingen die sterke nadruk leggen op de bekering door de Geest, waarvan de doop een bevestiging is en tegelijk een rite van opname in de gemeenschap van ’zuivere’ gelovigen.

In beide gevallen ligt de nadruk sterk op de mens die weer de maatstaf van het heil moet worden. Ds. Van Beek: „In de rooms-katholieke visie dreigt de mens niet genoeg aan zijn doop te hebben, en denkt de kerkelijke leer precies te weten wat je allemaal moet doen om van je zonden af te komen. In de doperse visie worden de mens en zijn bekering zo belangrijk dat het andermaal beangstigend onzeker wordt of het heil je wel ten deel zal vallen. Bovendien wordt in deze visie het uiterlijke aspect gebagatelliseerd.”

Luther stelt dat God ervoor heeft gekozen heeft om Zich te binden aan het hoorbare Woord en aan uiterlijke zaken als water, brood en wijn. Luther zet in bij God en Zijn Woord. De mens ziet in zichzelf de zonden, maar hij gelooft dat de zonden niet doorslaggevend zijn, omdat Gods vergevende Woord sterker is.

Ds. Van Beek: „Het geloof van de mens, als antwoord op Gods Woord van belofte, maakt de doop voor de mens werkzaam. Als je het Woord van belofte niet gelooft, doet het sacrament niets.”

Het is volgens de predikant bijna een rooms-katholieke Luther die de objectiviteit van het sacrament verdedigt: Ik ben gedoopt! Maar wie de doop alléén als objectieve gave van heil ziet, haalt de kracht en de dynamiek eruit. Het komt aan op het léven.

Ds. Van Beek: „Uiterst vernieuwend in zijn theologie is de blijvende werking van de doop, waarin God Zijn belofte van heil heeft gegeven. De doop is tegenwoordige tijd. De doop is geen historisch gebeuren dat zich in het verleden heeft afgespeeld, maar de doop is en blijft werkelijkheid. De doop is een dagelijks kleed. De doop blijft werken, omdat Gods Woord in die doop blijft gelden en werken.”

Luther verdedigt de kinderdoop, al zijn de bewijzen daarvoor in de Bijbel niet erg sterk, vindt ds. Van Beek. „Maar Luthers argumentatie is niet zozeer gericht op de verdediging van de kinderdoop, als wel tegen de theologie van de dopers. Hij ziet hierin dat de mens en zijn geloof weer de maatstaf voor de doop en het heil zijn. Wat de dopers doen, is de oude middeleeuwse theologie weer invoeren, waarin de mens zich ook angstig moest afvragen of hij wel gelovig genoeg was om aan het heil van God deel te krijgen. Het belangrijkste argument voor de kinderdoop is volgens Luther: Gods onvoorwaardelijk „ja” tegen de mens. Dat wordt het meest duidelijk bij de doop van kleine kinderen.”

Bewuster
Ds. Van Beek, die reeds eerder over de doop publiceerde, hoopt met zijn boek dat christenen bewuster met de doop leren omgaan. „Zoals je je verjaardag viert, zo mag je ook je doop vieren. De doop is een kleed dat je iedere dag mag dragen. De ervaring van de eigen goddeloosheid werpt de mens voortdurend terug op Gods in de doop geschonken genade.”

Het onderwerp is actueel genoeg, zegt ds. Van Beek, wijzend op doperse stromingen die opkomen, ook binnen de gevestigde kerken. „Luther had er in zijn tijd al mee te maken. De herdoop is momenteel in veel kringen onderwerp van discussie. De waterdoop wordt dan gezien als een bevestiging van de Geestesdoop die in de bekering plaatsvindt. Luther en de andere reformatoren wilden water en Geest, uiterlijk en innerlijk, bij elkaar houden. Als de mens eerst bekeerd moet zijn om het sacrament te kunnen ontvangen, staat hijzelf in het middelpunt. Dan vergeet je dat Gods „ja” al in de doop heeft geklonken. Dat blijft heel het leven een troost en een bemoediging.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer