Lidmaat
„En vijf van haar waren wijs, en vijf waren dwaas.”
Mattheüs 25:2Zou een boer de akker verlaten en de tarwe wegwerpen vanwege het onkruid dat ertussen zit? Wat een dwaasheid zou dat zijn. Wat een dwaasheid zou het dan zijn de kerk te verwerpen die de zaligmakende leer nog heeft.
Geliefden, ergert u zich niet wanneer u ziet dat er enige dwaze maagden of kwade christenen onder ons zijn? Besluit daaruit niet dat het dan geen ware kerk meer is, maar let erop dat u zelf deze kerk niet verlaat. Wij moeten daarom Gods dorsvloer niet verlaten opdat er kaf op ligt.
Och, loop niet uit het huis van uw vader weg omdat er een onnutte diensknecht in is. Vanwege het kwaad dat er is, moeten wij het goede niet verlaten, maar veelmeer het kwade verdragen omwille van het goede. Dit moeten wij echter wel weten dat in de hemel alleen maar goeden zijn en in de strijdende kerk hier op aarde beide goede en kwade mensen.
Ik zal hieruit besluiten met de vermaning van de apostel: „En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar elkander vermanen…”
Is het dan zo dat er goede en kwade mensen zijn in die kerk, hoe behoort u dan te zijn, geliefden? Word dan hierdoor opgewekt om niet tevreden te zijn met dat u een lidmaat van die zichtbare kerk bent, gelijk een dorre rank aan de wijnstok. Maar u moet uzelf nauwkeurig onderzoeken of u een levend lidmaat van die zichtbare kerk mag zijn.
Wilhelmus Smetterus,
predikant te Buyrinck
(”Sions wijze en dwaze maagden”, 1677)