Opinie

Achterstevoren: Volle caravans en een karige lunch

Waarom hebben zo veel Nederlanders een caravan? Volgens de Belgische krant De Standaard zou dat wel eens te maken kunnen hebben met de hoeveelheid levensmiddelen en drank die je in zo’n sleurhut kunt meenemen. Het stond er niet bij in de krant maar je hoort de Belgen denken: Zo besparen die krenterige Hollanders dure boodschappen in de vakantieoorden uit.

Jan van Klinken
18 July 2008 16:01Gewijzigd op 14 November 2020 06:08

De Standaard boog zich de afgelopen tijd over de noorderburen en dat leverde weer heel wat mening bevestigende typeringen op. Wij Hollanders zijn in de ogen van de Belgen ”zunige” calvinisten, luidruchtig, werklustig maar ook losgeslagen zodra het Nederlands elftal op internationale toernooien voetbalt, het carnaval is losgebarsten dan wel Koninginnedag wordt gevierd. Het is weer overduidelijk dat alle Beneluxverdragen en Europese eenwordingsprocessen de kloof tussen Hollanders en Belgen voor geen meter hebben kunnen dichten.Zelf zal ik niet gauw die week vergeten die ik als vakantiewerker doorbracht op en om het terrein waar een kanaal moest worden gegraven. Het was niet eens zo ver over de grens maar het was een andere wereld. Belast met onze Hollandse arbeidsmoraal gingen we rap aan de slag om onze klus binnen de gestelde tijd te kunnen klaren. De uitvoerder maande echter tot kalmte. Hij was weliswaar een Nederlander maar had zich de zuidelijke mentaliteit snel eigen gemaakt.

Toen wij tussen de middag een cafeetje aandeden op zoek naar een kop koffie, meldde zich diezelfde uitvoerder. Met wat boertjes uit de buurt en andere localo’s hief hij herhaaldelijk het glas. Hij was zichtbaar ingenomen met onze aanwezigheid en wij mochten de gelegenheid niet verlaten zonder het nodige gerstenat op zijn kosten te hebben genuttigd.

Die week zou zich het ritueel enkele malen herhalen. Wat vooral opviel, was dat de uitspanning steeds door dezelfde bezoekers werd bevolkt. Boeren die zich dagelijks rond het middaguur aan de nodige glazen bier te goed doen, dat was in mijn beleving ondenkbaar. Dat kon nooit goed gaan. Maar iedereen daar vond het de gewoonste zaak van de wereld.

Op een dag nodigde de uitvoerder ons uit voor een bezoek aan de melkboer. Daar moest je volgens hem echt geweest zijn. Onze nieuwsgierigheid won het van ons plichtsbesef en in gezelschap van een Belgische opzichter vertrokken we naar het betreffende adres. Het ging inderdaad om een zuivelwinkel, maar behalve melk en yoghurt was er ook geestrijker vocht voorhanden. Achter de winkel bevond zich een tapinstallatie waaromheen zich wat buurtbewoners hadden verzameld. Die combineerden de dagelijkse gang naar de winkel met ”een zuren”. Dat was, zo vertelde de vrouw van de melkboer, een bijzondere biersoort die in deze omgeving alleen hier werd getapt. De smaak was inderdaad wat zuur maar het spul liet zich goed smaken. Op zeker moment wilden we weer aan het werk, wat onze superieuren een bespottelijk idee vonden. De volgende ochtend verschenen ze totaal verkreukeld op het werk.

Een dikke twintig jaar later was ik te gast bij een Belgische energiemaatschappij en wat betreft het verwennen van de smaakpapillen was er nog weinig veranderd. Na het gesprek werd ik uitgenodigd voor „een lichte lunch” in een belendend restaurant. Verwonderd zag ik hoe de bediening de tafel helemaal volstouwde met een keur aan lekkernijen, zowel koud als warm. Vooral vis was in allerlei maten en soorten aanwezig. Behalve haring, want, zoals mijn gastheer zei, „gij nuttigt toch ook geen rauwe varkens?”

Gniffelend vervolgde hij het gesprek en op zeker moment wilde hij mij de reden van zijn binnenpret niet langer onthouden. Een maand geleden was hij samen met een collega op bezoek geweest bij het ministerie van Economische Zaken „bij u in Olland.” Het gesprek over toekomstige samenwerking was in een uiterst plezierige sfeer verlopen. Met name de openheid deed weldadig aan. Tot zover niets dan lof. Maar toen de lunch. Gezeten aan een wat krap bemeten tafel in het bedrijfsrestaurant kregen ze broodjes met beleg voorgezet. Lekker vers en goed van smaak. Hij wilde er geen kwaad woord van zeggen. Maar het duurde wel erg lang voordat er iets warms op tafel verscheen. Sterker nog, er was nog helemaal niets warms geserveerd toen zijn Nederlandse collega’s koffie bestelden en de maaltijd afsloten. „Dat was het dus”, lachte de man. Hij was nog steeds niet van zijn verbazing bekomen. Op de terugweg waren hij en zijn collega tot dezelfde slotsom gekomen: dat Hollanders zuinig waren, wisten ze al maar dat het zo erg was, nee, dat hadden ze niet kunnen denken.

(De komende twee weken ben ik met vakantie. Nee, niet naar België. Te duur…)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer