Kwaliteitseis biedt kansen voor de derde wereld
De Nederlandse regering maakt zich zorgen over de uitbreiding van de Europese Unie. De grote steen des aanstoots zijn de landbouwsubsidies, die bij een uitbreiding van de EU tot extra hoge uitgaven gaan leiden. Nederland is al een nettobetaler en betaalt dus per saldo meer dan dat het ontvangt uit de EU-fondsen. Deze situatie zou door de uitbreiding nog verslechteren.
Nederland zou daarom liever die landbouwsubsidies eerst saneren voordat tot de uitbreiding besloten zou worden. Dit standpunt wordt ons in Europa bepaald niet in dank afgenomen.
Toch kreeg Nederland indirect steun voor zijn wens, en wel van de Belgische premier Verhofstadt. Weliswaar met een andere achtergrond.
In een open brief stelde Verhofstadt onlangs dat Europa met de importheffingen en de subsidies aan de eigen landbouw de derde wereld willens en wetens arm houdt. Door de huidige importheffingen op landbouwproducten die de EU hanteert, wordt de import uit derdewereldlanden ernstig benadeeld. De invoer krijgt nauwelijks een kans.
Dat is des te pijnlijker als wordt bedacht dat 70 procent van de mensen in de derde wereld juist van de landbouw moet leven, tegen 5 procent in het Westen. De EU zou met de ene hand (ontwikkelingshulp) de armoede bestrijden en met de andere (landbouwbeleid) beletten dat ze verdwijnt. Verhofstadt sprak in dit verband van „de hypocrisie achter het westerse medelijden.” Hij wil de landbouwsubsidies en de importheffingen beperken en de omvang van de ontwikkelingshulp weer op het hogere peil van tien jaar geleden brengen.
Ook in een ander verband zie je een toenemende aandacht voor de positie van de landbouw in ontwikkelingslanden. Zeker als er sprake is van een mogelijke (verdere) verslechtering van de positie van hun landbouw wordt er krachtig stelling genomen. Waar doel ik op? Bij de productie van voedsel wordt groot belang gehecht aan de veiligheid van die producten. Enige tijd geleden heb ik in deze column al eens aandacht besteed aan Eurepgap. Eurepgap is een internationaal kwaliteitssysteem opgezet door grote supermarkten en de producenten van groente en fruit.
Groente en fruit in de Nederlandse supermarkten zullen binnen afzienbare tijd aantoonbaar moeten voldoen aan de Eurepgap-eisen. Door te telen volgens de Eurepgap-richtlijnen wordt zo bijgedragen aan het verhogen van de voedselveiligheid, en aan het bevorderen van duurzame teeltmethoden.
Deze eis geldt natuurlijk niet alleen voor groente en fruit uit West-Europa, maar voor alle groente en fruit die wordt verkocht in de Nederlandse supermarkten, dus ook die uit de derdewereldlanden. Het zijn met name de hoge eisen die de westerse consumenten stellen aan de teelt en het verpakken van de producten die in de ontwikkelingslanden soms worden opgevat als beschermende maatregelen voor de westerse land- en tuinbouw.
Wie bekend is met de inkoopstrategie van de supermarkten weet echter dat dit absoluut niet de achtergrond is van hun keuze voor de Eurepgap-eis. Supermarkten stellen zelfs dat door duidelijke eisen te stellen, die voor iedereen gelijk zijn, producenten in de derde wereld een eerlijker kans krijgen om zich te meten met concurrenten elders. Als ze aan die eisen voldoen, hebben ze immers een groot kostenvoordeel ten opzichte van de westerse concurrenten, terwijl de consumenten er tegelijkertijd op kunnen vertrouwen dat de producten veilig en gezond zijn.
Hoge eisen zijn dus -als altijd- voor de één een bedreiging, maar voor de ander kans.
Ir. A. van der Linden is werkzaam bij The Greenery en schrijft deze bijdrage op persoonlijke titel.