Binnenland

„Tbs-systeem is juist veerkrachtig”

Is het tbs-systeem „rot en kapot”, zoals de Haagse advocaat mr. Job Knoester beweert? Drs. J. A. Poelmann, voorzitter van de raad van bestuur van de Pompestichting (3 tbs-klinieken), neemt afstand van die opvatting. „Het stelsel is veerkrachtig en springlevend.”

J. Visscher
14 July 2008 11:02Gewijzigd op 14 November 2020 06:06

Ongemeen hard oordeelt raadsman Knoester, advocaat van zestig tbs’ers, over het tbs-stelsel in Nederland. Cliënten worden niet of nauwelijks behandeld en krijgen weinig kans op terugkeer in de maatschappij, zo fulmineerde de Haagse advocaat afgelopen zaterdag in deze krant.Is het tbs-systeem vermolmd?

Drs. J. A. Poelmann, baas van de Pompestichting (een tbs-kliniek in Nijmegen, twee tbs-klinieken in Brabant), schuift een fors deel van de kritiek terzijde, maar geeft Knoester ook deels gelijk.

Vraag: Knoester stelt dat veel tbs’ers niet of nauwelijks worden behandeld. Het systeem is rot en kapot.

Antwoord Poelmann: „Dat bestrijd ik. Het gaat juist nog steeds goed. Tot die conclusie kwam ook VVD-Kamerlid Visser, die enkele jaren geleden een onderzoek naar het tbs-systeem leidde. Knoester krijgt cliënten aan de lijn die mopperen dat ze slechts een enkel gesprek op een kamertje krijgen en dat dat dan de behandeling is. Maar dat is niet zo. Behandelaars zijn tot het inzicht gekomen dat je het met een therapeutisch gesprek alleen niet redt. Nodig is juist een dagprogramma, met arbeid, onderwijs, duidelijke regels. Tbs’ers vertonen nogal eens hoogst onaangepast gedrag. Daar willen we verandering in brengen. In een groep met anderen leer je sociale vaardigheden. Dat soort programma’s krijgen tbs’ers wel degelijk aangeboden.”

Vraag: Knoester stelt dat het moeilijker is om tbs’ers op verlof te krijgen, waardoor ze gefrustreerd raken.

Antwoord: „Daarin ben ik het met hem eens. Als gevolg van ernstige incidenten is er vanuit maatschappij en politiek de wens gekomen terughoudend te zijn tbs’ers op verlof te sturen. Daardoor is het veel moeilijker geworden om verlof te krijgen. Er is sprake van een bureaucratische rijstebrij.”

Vraag: Knoester adviseert zijn cliënten om niet mee te werken aan een psychiatrische rapportage, omdat zo de kans kleiner zou zijn dat de rechter tbs oplegt.

Antwoord: „Ik vind zijn advies zeer kortzichtig en volstrekt ongenuanceerd. Als zieke cliënten geen behandeling krijgen, komen ze net zo gestoord de gevangenis weer uit als ze er ingingen. Daar doe je de cliënt geen plezier mee. Die zou immers zo weer in de gevangenis kunnen belanden, omdat hij al snel weer in de fout kan gaan. En de samenleving zadel je op met een slachtoffer.”

Vraag: Kritische advocaten vinden dat te veel tbs’ers op de longstayafdeling (levenslang) zitten. In enkele jaren is het aantal gestegen van 60 naar 200. Knoester zegt dat een cliënt die is veroordeeld voor aanranding en brandstichting daar niet thuishoort.

Antwoord: „Ik ben het niet eens met de kritiek. Mijn ervaring is juist dat de commissie die de aanvragen voor de longstay beoordeelt, ontzettend streng is. Nogal wat aanvragen worden afgewezen. Knoester maakt een denkfout als hij van mening is dat het delict bepalend is voor verblijf op de longstay. Dat is niet zo. Het gaat over de vraag hoe groot de kans is dat iemand opnieuw ernstige misdrijven pleegt. Als je voor 60 procent zeker weet dat een aanrander na zijn vrijlating weer toeslaat, is het toch niet te verkopen aan de maatschappij dat zo’n man op vrije voeten komt?

Dat het aantal longstayers drastisch is gestegen, is niet waar. De groep is alleen meer zichtbaar geworden, omdat er aparte longstayafdelingen zijn gekomen. Voorheen zaten die mensen in de reguliere tbs-klinieken. Een man als Theo H., de langstzittende tbs’er, zit nu sinds vier jaar op de longstay, maar verbleef daarvoor al meer dan 40 jaar in andere tbs-klinieken.”

Vraag: Critici stellen dat er te veel onervaren en jong personeel in tbs-klinieken werkt.

Antwoord: „Dat geldt voor sommige klinieken. Het is nu eenmaal onontkoombaar dat er jong personeel instroomt. Ze zullen ergens moeten beginnen. Belangrijk is wel dat er begeleiding is van meer ervaren collega’s. Als leidinggevenden maken we ons wel zorgen over de toekomst. Het zijn nu vooral jonge vrouwen, vaak met een opleiding sociaal-pedagogische hulpverlening (sph), die instromen als personeel. Wij willen meer mannen gaan aantrekken.”

Dit is het laatste deel in een tweeluik over het tbs-systeem. Het eerste deel verscheen afgelopen zaterdag in de bijlage Accent.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer