Een sprankje hoop in een donkere tijd
Het grootste verschil met vroeger? „Het gebrek aan kennis. De mensen nu lezen bijna niet meer. Vraag ze vier oude schrijvers op te noemen; ze weten het niet.” Maar anderzijds: „God blijft Dezelfde.”
Vijftig jaar lang was Arie Roeland Deelen uit Rotterdam diaken en ouderling in achtereenvolgens de gereformeerde gemeenten te Rotterdam-West en Rotterdam-Boezemsingel. „Vrijmoedigheid” om het ambt neer te leggen, had de ambtsdrager al die jaren niet. Totdat een ernstige ziekte hem hier in mei toe dwong. „Het was niet meer mogelijk om op een verantwoorde wijze te dienen. Na een paar hartinfarcten heeft mijn hart nog maar een capaciteit van 30 procent.” Hij merkt het: „Altijd moe, kwetsbaar en een sterk verminderde weerstand.”Sinds 1962 woont Deelen in een statig herenhuis aan de Beukelsdijk. Aan de voorkant raast het verkeer langs. „Duizenden auto’s per dag.” Achter is het een groene oase. De drukte van de stad lijkt ver weg.
Vanuit zijn stoel in de hoek van de kamer geniet de 83-jarige Rotterdammer van het groen. Binnen handbereik liggen De Saambinder en De Wachter Sions. Deelen: „Ik wil een beetje op de hoogte blijven.”
Terugkijkend begrijpt hij niet hoe het mogelijk was dat hij in 1957 met één stem meer dan de andere kandidaat tot diaken verkozen werd. „Ik was nog maar kort Rotterdammer.”
De roeping bracht de 32-jarige Deelen „in nood.” Hij ging voor advies naar de voorzitter van de kerkenraad, ouderling A. van Kranenburg. „Wat moet ik nu toch?” zo hield hij hem voor.
Van Kranenburg, „een man met veel achting”, wilde er echter niet over praten. Deelen: „Bij het afscheid zei hij alleen: „We zullen zien wat de Heere doet.””
Deelen mocht zijn verkiezing aannemen. Met zijn verkiezing tot ouderling in januari 1970 had Deelen „minder moeite.”
De eerste gemeente waarin Deelen ambtsdrager was, de gereformeerde gemeente Rotterdam-West, is in 1998 opgeheven. Het aantal leden was teruggelopen tot ongeveer 45. Moslims kregen langzamerhand de overhand in de wijk waar de kerk stond. Veel buren in zijn straat zijn inmiddels van allochtone afkomst. De Rotterdammer heeft er niet zo veel moeite mee. „Het zijn over het algemeen rustige, nette mensen.”
Vanaf 1998 diende Deelen als ouderling de gereformeerde gemeente aan de Boezemsingel. Een andere kerkenraad, merkte hij. „De invloed van wijlen ds. G. H. Kersten is nog steeds merkbaar.” Hij voelde zich er goed thuis. „Het is een behoudende gemeente.”
Als ouderling moest hij ook wel eens in de leesdiensten voorgaan. „Van sommige hedendaagse predikanten las ik geen preken.” Waarom niet? „Helaas zijn er nu eenmaal liggingsverschillen. Het is bij preeklezen belangrijk een weloverwogen en verantwoorde keuze te maken.”
In 1998 werd Deelen getroffen door een hartinfarct. Een serie ziekenhuisopnames volgde. Meerdere malen balanceerde hij op de rand van de dood. „De ondersteuning van de Heere mocht ik kennelijk ondervinden. Ik mocht me met ziel en lichaam overgeven in Zijn hand.”
Die ervaring botste met de verwachting die hij altijd had. „Ik dacht: de overgave volgt na veel strijd en aanvechting. Ik mocht echter ervaren dat het ook waar is: „Niet door kracht, noch door geweld.”
Terugkijkend belijdt Deelen dat hij al die voorgaande jaren in het ambtelijke werk „te weinig uit eigen beleving heeft kunnen spreken.”
Kijkend naar de toekomst „zwelt het hart” wel eens op bij de gedachte aan de wederkomst. Deelen: „Ik zie er wel eens naar uit.”
Verder ervaart hij de huidige tijd als vooral een donkere tijd. „De geest die leeft onder de Nederlandse bevolking is zo werelds. Ook bij kerkmensen is de binding met de kerk in uiterlijke zaken verslapt.”
Toch is Deelen ook niet helemaal zonder hoop. „Als ik eerlijk met jonge mensen praat -en dan probeer ik goed naar hen te luisteren en naast hen te staan- gloeit er wel eens wat. Het kán ook; God blijft Dezelfde. Zoals Hij vroeger wonderen deed, kan Hij dat nog steeds.”