Japanse visserij vecht voor haar leven
Op de visveiling in de haven van de Japanse stad Akashi gaan kratten vis in sneltreinvaart langs de meer dan veertig bieders die op een kleine tribune staan. Voortdurend steekt een van de bieders een hand in de lucht. De veilingmeester wijst snel en effectief en de volgende krat wordt geveild. Het ziet er allemaal goed uit. Maar schijn bedriegt. De Japanse visserij verkeert in een grote crisis.
„Als de visserij een patiënt was, zou je zeggen dat zijn toestand kritiek was. Als er niet snel wordt geopereerd, is het afgelopen,” zegt Takao Murakami, secretaris van de plaatselijke viscoöperatie.Het grootste probleem is de olieprijs. „Drie jaar geleden betaalden we nog 50 yen (30 eurocent) per liter. Nu is dat 130 yen (77 eurocent). Brandstof alleen al eet 80 procent van de omzet op. Ons inkomen is nul. Het is in heel Japan hetzelfde.”
Murakami kijkt star voor zich uit. Visserslui kunnen tegen een stootje en zijn gewend hard te vechten voor hun bestaan, maar het is duidelijk dat Murakami de grens van zijn incasseringsvermogen bijna heeft bereikt. „Onder de huidige omstandigheden is de voortzetting van de visserij niet meer mogelijk”, legt hij uit. „We willen dat de centrale overheid zich hiervan bewust wordt.”
Op 15 en 16 juli gaan Japanse vissersboten daarom massaal aan de ketting, en wordt er door vissers uit alle 47 prefecturen (provincies) van Japan gedemonstreerd in de Japanse hoofdstad. De geharde visser heeft er weinig fiducie in. „De politici bekommeren zich niet om ons,” zegt hij.
Het is een uit ervaring geboren overtuiging. Op 18 juni bleven in Japan 3000 van de 4700 geregistreerde boten voor de inktvisvangst een dag aan wal om de aandacht te vestigen op de onmogelijke situatie waarin de visserij verkeert. Bijna drie weken later is de situatie alleen maar ernstiger geworden.
Het zijn niet alleen de hoge olieprijzen die het leven van de vissers moeilijk maken. Ze kampen ook met veel te lage verkoopprijzen. De prijs voor vis kelderde nadat begin jaren negentig de Japanse zeepbeleconomie uit elkaar spatte. „Prijzen worden bepaald door de kopers op de veiling”, legt Murakami uit. „Wij kunnen dat totaal niet beïnvloeden.”
Een ander probleem is de verwoesting van het Japanse milieu. De koortsachtige ontwikkeling van de Japanse economie gedurende de jaren zeventig en tachtig heeft van de Japanse kust een betonnen industriegebied gemaakt. „Negentig procent van de kust in de Baai van Osaka is drooggelegd”, zegt Murakami. „Dat waren de ondiepe kustgebieden waar veel vis leefde.” Terwijl er steeds minder vis was om te vangen, kochten de vissers betere vissersboten en apparatuur. Het resultaat was te voorspellen.
Van de 86 belangrijke vissoorten die langs de Japanse kust worden gevangen, is volgens de laatste evaluatie van de Japanse overheid de populatie van 40 soorten tot een laag niveau gedaald. Maar liefst veertien soorten, waaronder de in Japan geliefde makreel en sardine, zijn overbevist.
„Twintig jaar geleden had onze viscoöperatie 400 leden en een jaaromzet van 2,3 miljard yen (bijna 14 miljoen euro onder de huidige koers)”, zegt Murakami. „Nu zijn dat 340 leden met een een jaaromzet van 1,5 miljard (8,9 miljoen euro).”
Niet alleen de visserij langs de Japanse kust luidt de noodklok. Ook de diepzeevisserij ziet het niet meer zitten. Meer dan 200 Japanse tonijnboten blijven vanaf augustus twee tot drie maanden aan wal. Gewoonlijk blijven de boten slechts enkele dagen in de haven. De grootste associatie van de tonijnvisserij in Japan verwacht zelfs dat ten minste honderd boten er voor een heel jaar mee stoppen.
Vrijwel elk land kampt met dezelfde problemen. Maar de Japanner krijgt het gros van zijn eiwitten binnen via vis. Voor Japan zijn de problemen in de visserijsector dus een regelrechte voedselcrisis. Een crisis waar de politici zich nog onvoldoende van bewust zijn.
Dit is deel 2 in een korte serie naar aanleiding van de G-8-top in Japan.