Twaalf dode zwijnen in tweeënhalf uur
Het jachtseizoen is weer begonnen en dat hebben de wilde zwijnen in het 500 hectare tellende bos bij Berg en Bos in Apeldoorn geweten. De eerste avond schieten leverde dinsdag twaalf dode zwijnen op.
20.00 uur: Acht in het groen gestoken mannen verzamelen zich bij de gemeentewerf aan de Asselsestraat in Apeldoorn. Boswachter en faunabeheerder Joop Schoneveld (53) heeft de leiding. De spelregels hoeft hij niet te vertellen, want de mannen hebben stuk voor stuk ervaring. Schoneveld wijst vijf jagers hun plek aan. Twee blijven er achter om de neergeschoten zwijnen op te halen.20.10: Schoneveld moet eerst nog op drie plaatsen lokvoer strooien, voordat hij naar zijn eigen jachthut gaat. Met een blik gooit hij handenvol mais over de eerste wildakker. Op een hoogzit, een stoel op 5 meter hoge poten, zit de jager al klaar. Terwijl de boswachter bij de tweede wildweide aan het voeren is, verschijnt er achter de auto al een wild zwijn. Ook bij de derde voerplek ritselt er wat in de struiken.
20.27: Het eerste schot knalt. Misschien wel het eerste zwijn dat dit jachtseizoen het loodje legt. Precies zeven minuten later dreunt de tweede knal door het stille bos. Schoneveld rijdt nu naar de grondhut, een jachthut die deels onder de grond ligt.
20.45: Weer een schot, nog geen vier minuten later gevolgd door de vierde knal deze avond. Schoneveld gaat vlak bij zijn jachthut op zijn hurken verder. Op de wildweide blijkt een overloper te scharrelen; een vorig jaar geboren zwijn dat door het grote voedselaanbod al een behoorlijke grootte heeft. De boswachter gaat echter gemoedelijk op het bankje in de grondhut zitten en laat het beest voorlopig lopen. „In ons gebied mogen wij in totaal 46 zwijnen schieten. Daarvan moeten er 31 big zijn, 10 overlopers, 4 zeugen en 1 keiler. Vooral het aantal biggen is moeilijk te halen. Daarom wacht ik even omdat ik weet dat hier ook vaak een groep biggen komt eten.”
21.10: Schonevelds geduld wordt beloond. Met veel geritsel en geknor komt een rotte (groep) van acht jonge wilde zwijnen de voerplek op. Rustig pakt de boswachter zijn buks. Moeder zwijn komt de boel even controleren, maar vertrouwt het niet en verdwijnt weer in het bos. Een enorme dreun doet de oren tuiten in de kleine ruimte. Een van de biggen blijft stuiptrekkend in het zand liggen.
21.11: De knal heeft het groepje biggen even het veilige bos ingejaagd, maar de heerlijke mais is wel erg aantrekkelijk in deze voedselarme periode. De zeven zwijnen komen gewoon weer verder eten. Schoneveld heeft echter de grendel al overgehaald en ook een tweede big moet eraan geloven. Hoewel de boswachter al 27 jaar in het vak ziet, moet hij even stoom afblazen. „De adrenaline giert door mijn lichaam.”
21.15: Op de wildweide aangekomen, controleert Schoneveld de beide biggen. Aan de ene kant hebben ze een klein gaatje, aan de andere kant is het een ravage. Dat komt doordat de afgevuurde kogels uit elkaar spatten zodra ze het wild hebben geraakt. De kans dat het beest onmiddellijk dood is, is daardoor groter. Bij een van de biggen liggen de darmen eruit. Ze zijn helemaal blauw van de bosbessen. „Dat is het enige voedsel wat ze nu kunnen krijgen”, legt Schoneveld uit.
21.21: De gewaarschuwde collega’s komen met een jeep met aanhanger de jonge zwijnen ophalen. Op een andere plaats in het bos blijkt een zwijn gewond te zijn weggelopen. Schoneveld belt onmiddellijk een collega die zweethonden heeft. Deze honden kunnen het bloedspoor van een wild zwijn kilometers lang volgen.
21.35: De boswachter zit nog maar net in de auto om de collega met honden op te halen, als er een hele jonge big het pad oversteekt. In de struiken links lopen nog twee broertjes of zusjes. De terreinwagen stopt en de buks komt weer te voorschijn. De twee biggen blijven op korte afstand in de bladeren wroeten. Een zeug is nergens te bekennen. Bam! Wennen wordt het nooit; zo’n enorme knal. De big verdwijnt in een kuip achter in de jeep.
21.45: Inmiddels is collega Bart Castelein (30) met zijn honden gearriveerd. Hij rijdt achter Schoneveld aan naar de plek waar het gewonde zwijn moet lopen. De verantwoordelijke jager loopt er al te zoeken. Het huilen staat hem nader dan het lachen. „Hier kun je behoorlijk van wakker liggen”, zegt Schoneveld. Castelein haalt zweethond Doeks tevoorschijn. De Duitse wachtelhond heeft jarenlang ervaring en gaat onmiddellijk aan het zoeken. Vlak bij de hoogzit vindt hij een hoopje darmen. Waarschijnlijk is de overloper onder in de buik geraakt. „Dit beest kan wel eens heel ver weg zijn”, vermoedt Castelein.
21.57: Doeks volgt het spoor met verve. Zijn baasje moet regelmatig aan de lange lijn trekken om hem in te tomen. Het spoor gaat dwars door een dicht dennenbos. Het is voor de jager en de speurder lastig vooruitkomen. Na een halve kilometer stopt Castelein. „Dit heeft geen zin. Er is nauwelijks meer bloed te vinden en we jagen het zwijn alleen maar op. We laten hem nu rustig doodgaan en morgenochtend zoeken we hem alsnog op.”
Terwijl ze teruglopen naar de auto’s, klinkt er vlakbij weer een harde knal. Schoneveld was bij de auto’s gebleven en heeft vandaar een vierde big geschoten. „Ik dacht dat het ging regenen, maar het geritsel bleek van een rotte zwijnen te komen.”
22.15: Castelein is vertrokken naar een volgende klus. Schoneveld zoekt voor het laatste kwartier nog een open plek met veel gras op. „Hier komen regelmatig zwijnen onder het gras wroeten.” Het is echter gedaan met de jacht. Schoneveld vertrekt naar de thuisbasis.
22.30: De collega’s die het wild opgehaald hebben, zijn druk geweest. In de koelcel op de gemeentewerf liggen vier overlopers, waar de ingewanden al uitgehaald zijn. Ook de twee biggen die Schoneveld bij de grondhut geschoten heeft, zijn al ontweid. De twee zwijntjes die de boswachter onderweg tegenkwam, brengt het aantal op acht.
22.40: De andere jagers druppelen binnen. Ze brengen nog twee dode overlopers en een big. De buik van de beesten wordt opengesneden. De darmen en de vitale organen moeten eruit, anders gaan de zwijnen stinken en kan het vlees niet meer naar de poelier. Na een halfuurtje schoonmaken, is de klus echt geklaard.
23.10: Tijd voor een biertje. Schoneveld maakt de balans op. „Vijf biggen en zes overlopers in de koelcel. Eén ligt er nog in het bos, die halen we morgen op. Met deze twaalf hebben we al meer dan een kwart van ons afschot gehaald. We hebben een grote klap gemaakt.”