Buitenland

Het botert al twee eeuwen niet tussen Russen en Tsjetsjenen

Rusland is in de greep van een Tsjetsjeense gijzelingsactie. President Poetin spreekt van een daad van internationaal terrorisme. Maar het etnische aspect is misschien wel van veel grotere betekenis.

Van onze correspondent
25 October 2002 22:33Gewijzigd op 13 November 2020 23:54

„We hadden wat uit te staan met die bandieten. Soms had je je nog geen 100 meter buiten de vestingwal gewaagd, of daar lag al zo’n harige duivel op de loer. Als je even stond te geeuwen had je een lasso om je nek of een kogel in je kruin. Maar kerels waren het wel.”

Halve wilden, maar vasthoudend. De beroemde negentiende eeuwse Russische schrijver Michail Lermontov wijkt in zijn omschrijving van Tsjetsjenen weinig af van andere Russische auteurs. Dit citaat stamt uit zijn meesterwerk ”De held van onze tijd”, dat hij in 1840 schreef op basis van zijn ervaringen als officier in de Kaukasus.

Al vanaf begin negentiende eeuw trachtte tsaristisch Rusland het Tsjetsjeense bergvolk te onderwerpen, net als het dat met andere Kaukasische volkeren deed. Maar de islamitische Tsjetsjenen wilden niets met de orthodoxe Russen te maken hebben. Pas eind negentiende eeuw leek het gebied onder volledige controle van Sint-Petersburg te zijn gekomen.

Sovjetdictator Josef Stalin -zelf een Georgiër- meende tijdens de Tweede Wereldoorlog de definitieve oplossing te hebben gevonden voor het ”Tsjetsjeense probleem”. Hij beschuldigde het Tsjetsjeense volk van collaboratie met de Duitse invallers en deporteerde het volk naar de lege steppen van Centraal-Azië. Pas na de dood van Stalin mochten ze weer terugkeren naar hun geboortegrond.

Toen door toedoen van Michail Gorbatsjovs glasnost en perestrojka het centrale gezag in de Sovjet-Unie afbrokkelde, grepen de Tsjetsjenen hun kans. Onder de luchtmachtofficier Dzjochar Doedajav verklaarde de Kaukasusrepubliek zich in 1991 onafhankelijk van de Russische Federatie.

Alle wapens die zich op Tsjetsjeens grondgebied bevonden werden genationaliseerd. Russen werden langzaam maar zeker weggetreiterd. Tegelijkertijd namen de onderlinge spanningen tussen de Tsjetsjenen toe. Clans bevochten elkaar met vaak grof geweld om economische en politieke macht. Ontvoering en moorden waren een belangrijk onderdeel hiervan. Ook begon de leiding met de islamitische wetgeving, de sharia, te experimenteren.

Moskou liet de onafhankelijke republiek aanvankelijk met rust. Maar de toenemende ontvoeringen, wapenhandel en andere dubieuze zakentransacties die deels via de Tsjetsjeense diaspora in Moskou liepen, schudden het Kremlin wakker. Aanvankelijk probeerde het via een burgeroorlog een marionettenregering te installeren. Toen dit niet lukte, viel het de republiek met troepen binnen. Dat was in december 1994.

Hoewel de toenmalige defensieleiding voorspelde dat Tsjetsjenië binnen een maand onder de controle van Moskou zou zijn, brak er een langdurige en bloedige oorlog uit. De eens verdeelde Tsjetsjenen werkten ineens schouder aan schouder samen in de strijd tegen hun gemeenschappelijk aartsvijand: de Russen.

De Kaukasiërs bleken vechters te zijn die nergens voor terugschrokken. Alleen al de eerste maanden vonden duizenden Russische soldaten op gruwelijke wijze de dood. In die perioden voerden de Tsjetsjeense terroristen hun eerste massagijzelingen uit, in 1995 in Boedjonovsk en in 1996 in Kizljar. Daarbij kwamen honderden onschuldige burgers om het leven.

Uiteindelijk sloot generaal Aleksandr Lebed uit naam van het Kremlin in 1996 vrede met de Tsjetsjenen, die hierdoor feitelijk onafhankelijk werden. Het Russische leger trok zich terug.

De Tsjetsjenen kozen een eigen president, Aslan Maschadov, die een gematigde islamitische republiek trachtte op te bouwen. Maar ook hij kon niet de eenheid bewaren. Extremistische veldheren gingen steeds meer hun eigen weg. Wederom werd de republiek een vrijplaats voor ontvoeringen, wapenhandel en andere dubieuze zakentransacties.

In augustus 1999 vielen veldheer Sjamil Basajev en de Saudiër Chattab met een groot aantal rebellen Dagestan binnen. Zij verklaarden een islamitische republiek te willen vestigen die zich van de Zwarte Zee tot de Kaspische Zee moest gaan uitstrekken. Kort daarop vond een aantal bomaanslagen plaats in Moskou, waarbij honderden slachtoffers vielen. Het Kremlin schreef deze toe aan Tsjetsjenen, maar dat is nooit bewezen.

Gezamenlijk vormden zij de directe aanleiding voor een nieuwe Russische inval in de republiek. Deze tweede Tsjetsjeense oorlog begon in het najaar van 1999. Vladimir Poetin, toen nog premier, kondigde een grootschalige antiterroristische actie af, die voor eens en altijd de orde moest herstellen in de afvallige republiek.

Feitelijk gaf Poetin hiermee het Russische leger een vrijbrief om in Tsjetsjenië op grote schaal geweld te gebruiken. De militairen hebben inmiddels het grootste deel van de republiek onder controle. Ook is er een Russische marionettenregering geïnstalleerd met pro-Moskou-Tsjetsjenen.

Het Kremlin heeft de oorlog officieel als beëindigd verklaard. Maar de weinige objectieve berichten die de pers bereiken schetsen een heel ander beeld. Het Tsjetsjeense verzet is taai en het Russische leger gaat zich op grote schaal te buiten aan wreedheden jegens de burgerbevolking.

Maar ook elders in Rusland wonende Tsjetsjenen worden doorgaans op zijn zachtst gezegd onvriendelijk bejegend. Er heerst vanwege de moeizame geschiedenis tussen Rusland en de Tsjetsjenië weinig sympathie voor hen onder de Russen.

Alleen al in Moskou wonen er naar schatting 100.000 Tsjetsjenen. Een deel van hen woonde al voor de oorlog in Moskou, anderen zijn oorlogsvluchtelingen. De meesten hebben niets te maken met de gewelddadige moslimrebellen, sommigen van hen waren zelfs hun slachtoffer.

Toch worden ze op grote schaal getreiterd en aangehouden door de Moskouse politie om hun paspoort te controleren. Die duidt hen steevast met het veelzeggende ”tsjornyje” (zwarten) aan. Tsjetsjenen waren ook nooit geliefd in Moskou, omdat ze al onder het communisme de Moskouse markten en handel beheersten, waardoor ze in staat waren meer geld te verdienen dan de gemiddelde Moskoviet.

Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie bleven de meesten toch in Moskou wonen. Maar velen gelukte het niet om de noodzakelijke ”propiska” (registratie) te verkrijgen, noodzakelijk om legaal in de Russische hoofdstad te verblijven.

Voor de onderbetaalde en racistische politie zijn ze daarom een geliefd doelwit: ze immers makkelijk te chanteren. Velen verblijven illegaal en geld hebben ze meestal wel. Sinds de oorlog in Tsjetsjenië zijn de pesterijen uitgegroeid tot openlijke discriminatie.

Tsjetsjenen zijn feitelijk vogelvrij in Moskou. Ook de afgelopen paar jaar vonden met regelmaat vergelijkbare razzia’s plaats, vooral op markten. Volgens ooggetuigen en mensenrechtenorganisaties gaat de Moskouse politie zich daarbij vaak te buiten aan grof geweld. Ook zijn Tsjetsjenen steeds vaker het slachtoffer van pogroms, uitgevoerd door skinheads. Tot nu zijn deze agressors nog nauwelijks veroordeeld.

De huidige Tsjetsjeense gijzelingsactie zal onherroepelijk leiden tot een toename van dergelijke acties. De eerste meldingen van agressie zijn al binnen. Zelfs president Poetin heeft vrijdag opgeroepen om geen geweld te gebruiken. Hij realiseert zich als geen ander dat de Russische bevolking maar al te graag de gijzelingsactie aangrijpt om hun eeuwenlange haat jegens de Tsjetsjenen bot te vieren.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer