Samen
Henoch wandelde met God altijd met een heilige indruk en beving voor Zijn aangezicht. Zijn hart was met een heilige bekommering ingenomen, hoe hij het best de Heere welbehagelijk kon zijn. Hij was bekommerd over de krachteloosheid van zichzelf en het grote werk dat hij nog te doen had, maar ook over de kortheid van de tijd om dit te doen. Dit alles deed hem de Heere dienen met vreze. Zo wandelde hij in vreze de tijd van zijn inwoning. Hoe vermakelijk moet deze wandel geweest zijn voor Henoch! Zo godzalig met God om te gaan. Hier wandelt Henoch met God, Die zijn licht en heil is, Die een schaduw is tegen de hitte en een berging tegen de wind en een schuilplaats tegen de vloed. Een beek van wellust maakt hier elk in liefde dronken.
Hoe welgevallig zal deze wandel van Henoch ook zijn geweest in de ogen van God, daar Hij Zelf mee wandelt. Is het geen grote eer te gaan wandelen met een koning? Maar hier wandelt Henoch met de Koning der koningen. De krachteloosheid van zichzelf en het grote werk dat hij te doen had, de kortheid van de tijd om dit te doen, deden hem de Heere dienen met vreze. Zie dus op welke manier Henoch met God heeft gewandeld.Johan Hofman, Dordrecht (”Hemel op aarde”, 1704)