Schrift boven spa
Breed bracht het Amerikaanse tijdschrift Biblical Archaeology Review de feiten. In Israël schijnt een schaars, seculier, buitenbijbels bewijs ontdekt te zijn omtrent de historiciteit van Jezus van Nazareth. De media maakten deze week nieuws. Maar verslaggevers hebben het laatste woord niet. En archeologen zijn niet bevoegd om aan de touwtjes van de theologie te trekken. Kijken naar schepping en cultuur vereist allereerst brillenglazen waarin het kruis staat gegraveerd. Dat geldt ook de vraag of Jezus echt heeft geleefd.
Wat zijn de feiten? Vijftien jaar geleden kocht iemand in Israël voor een habbekrats een kalkstenen kistje. De inscriptie op het ossuarium -een bewaarplaats van beenderen- luidt: „Jakobus, zoon van Jozef, broer van Jezus.” De later nauwkeurig onderzochte ouderdom, de schrijfstijl, de vanuit statistisch oogpunt opvallende combinatie van de drie namen en nog wat van zulke overwegingen vormen „de eerste historische buitenbijbelse verwijzingen naar Jezus.” De eerste twijfel is gisteren reeds gezaaid. De Leidse nieuwtestamenticus prof. dr. H. J. de Jonge meent dat de beenderenkist met „aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” een vervalsing is.
Bijbel boven archeologie
Vormt de gevonden tekst een betrouwbaar bewijs van de historiciteit van de Gekruisigde? Is zij van belang? Horizontaal gezien: betrekkelijk. Christenen zeggen nu: „Zie je wel?” Mensen die de Bijbel niet als historisch betrouwbaar beschouwen, zouden de vondst als bevestiging kunnen accepteren van Jezus’ bestaan. Als zodanig haalde het nieuws ook de pers. Dat is aardig. Of een agnost en een atheïst daar veel wijzer van worden, valt inmiddels te betwijfelen. En bovendien: een enkele inscriptie vormt de kern van het zogeheten bewijs. Wie zou daar zijn leven op durven bouwen?
Archeologie en oudheidkunde in het algemeen zijn waardevol. Maar niet zonder méér. Zij opereren -als het goed is- in de schaduw van het geloof. Zij dragen verduidelijking en kennis aan. Zij lichten toe. Zij dienen de theologie en de uitleg van het Evangelie. Dat kreeg immers gestalte in een vergelegen land. In een samenleving met voor westerlingen onbekende gewoonten en tradities. In een cultuur met een van Europa verschillend klimaat en een diversiteit aan specifieke dieren en planten.
Gezaghebbend voor christenen is evenwel hun Bijbel. En een oude apostel, Petrus, onderstreepte de geloofwaardigheid van het profetisch Woord boven alles. Als fundament van het geloofsweten. Opgravingen en vondsten mogen als zodanig niet dienen. De kennis van God en Zijn Zoon leren om boven het bewijs van de spa van de archeologen uit te kijken.
Door het Woord
Waarin rust het algemeen en ongetwijfeld christelijk geloof? Waar komt die wetenschap uit voort? Ontleent iemand dat aan een kalkstenen kistje? Aan archeologische vondsten en inscripties? Aan via pers en media wijdverspreide nieuwsberichten dat de wereld nu ook mag geloven in de historiciteit van Jezus van Nazareth? Integendeel. Het is -om met Calvijn te spreken- de bril van het profetisch Woord die Jezus doet kennen en in Hem geloven. Want dat Woord is zeer vast en betrouwbaar. De Heilige Geest gebruikt de Schriften als gereedschap om, heel individueel, het oog te openen voor de duisternis van de zonde en het licht van de Eeuwige.
De Bijbel vertelt het verhaal van Lazarus die op de stoep zat bij een rijk man. Zij sterven beiden. De miljonair zinkt weg in de diepte van het eeuwige vuur. Hij vreest dat zijn broers in dezelfde verlorenheid zullen belanden. Hij stelt vader Abraham voor hun een bode te zenden. Ter waarschuwing. Maar het antwoord luidt afwijzend. Zij hebben de tenach.
Wie is in staat de waarheid te spreken over de schepping? Wie kan informatie bieden over de wording van onze wereld? Wie spreekt het beslissende woorden over de historiciteit van Jezus Christus? Mozes, de profeten, het Evangelie. „Dat is de enige gezaghebbende instantie. Alle verslaggevers kunnen inrukken”, zo schrijft ds. G. Boer in zijn ”Ik ben de Alpha”.
Archeologen kunnen voor de uitleg van Gods Woord dienstbaar zijn. Maar ze vormen niet de laatste gezagsinstantie. De Bijbel bewandelt niet de weg van oudheidkundigen, verslaggevers en fotografen, maar stelt grenzen aan ons kennen en weten. „Met deze begrensde oren, ogen, en met dit begrensd verstand zijn wij aangewezen op de Enige die verslag geeft, namelijk God”, schrijft ds. Boer.
Persoonlijk boven algemeen
Archeologen trekken conclusies op basis van wat ze uit de aarde opgraven of daarin vinden. Leden van de christelijke kerk aanvaarden via het zogeheten historisch geloof wellicht dat de Bijbel waargebeurde geschiedenis biedt. Mooi. Maar misschien negeren ook laatstgenoemden hooghartig het resultaat van de wetenschap. Eén ding hebben beide categorieën in elk geval gemeen. Of liever, ontbreekt hen. Zij verkregen hun geloof niet in de ontmoeting met de levende Christus.
Juist in de confrontatie met welke ”-logie” of ”-kunde” dan ook blijkt in het bijzonder de persoonlijke omgang met God een houdbaar fundament. Het enige. Geen algemeen gevoelen en traditie -hoe waardevol die ook kunnen zijn- blijken bestand tegen de druk van de dominante, postmoderne cultuur, waarin twijfel de toon aangeeft. Dat zal des te meer blijken naarmate deze wereld haar finale nadert. Geloof eist een spreken in de ikvorm.
Al zouden 100.000 archeologen, al zou de hele wereld het tegenovergestelde beweren van de vondst -dus dat Jezus’ historiciteit een verzinsel is- dan nog krijgt niemand mij van die Zaligmaker af. Al zouden alle Joden ter wereld naar voren brengen dat Jezus niet meer was dan een omstreden rabbijn. Al zeggen moslims: Hij is een groot dienaar van Allah, een profeet. Al veronderstellen hindoes: Jezus was misschien de tiende openbaring van Vishnu. Dan nog blijf ik erbij dat Hij om mijnentwil het gericht van God heeft gedragen. Dat Hij nu als God en mens in de hemel is. En dat ik vlees ben van Zijn vlees en been van Zijn gebeente en dat één Geest ons regeert. Want vanuit de ontmoeting weet ik dat Hij schoner is dan de mensenkinderen. Hij tilt mij soms uit boven de horizontale, daagse werkelijkheid van kennen en niet weten. Hij doet wel eens reikhalzend uitzien naar de grote dag waarop Hij volkomen gaat regeren.
Verhalen
Het ossuarium roept spectaculaire reacties op. Bijval. Amerikaanse theologen vergeleken het belang van de vondst met die van de Dode-Zeerollen. Anderen waarschuwen tegen te vergaande conclusies. Een klein jochie kan immers zomaar -veel later dan de oorsprong van het stenen huisje voor beenderen- de tekst erin hebben gekrast. Er komt een stroom van speculaties op gang. Dat gebeurt vaker bij verrassende vondsten.
De Italiaanse archeoloog Emmanuel Anati ontdekte een aantal jaren geleden in Israël ergens tussen Kades-Barnéa en Eilat een grote hoeveelheid rotstekeningen. Sedert de jaren ’80 trokken zeven expedities naar de berg Karkom, dicht bij de Egyptische grens, maar nog wel op Israëlisch grondgebied. Ten slotte raakte Anati ervan overtuigd: dit moet de Sinaï zijn. In tegenstelling echter tot wat tot dusver werd aangenomen. De film die is gemaakt van de onderzoekingen werd in Israël bekroond. Maar de directeur van een bekende omroep accepteerde de beelden niet, omdat de zaak te veel stof zou doen opwaaien. Noorwegen vertoonde de film wel. Duitsland en Nederland niet. De vondsten waren opzienbarend. De daardoor ontstane verhalen vergrootten de onzekerheid.
Op diverse plaatsen in het Midden-Oosten is sprake van ’heilige’ plaatsen. De het toerisme dienende Turken zijn er zeker van dat de Agri Dagi, de ”steile berg”, de Ararat is. Daar landde Noach met de ark. Maar oudheidkundigen tonen twijfel. De wens is nogal eens de vader der gedachten. Er ontstaan veronderstellingen. Vondsten genereren verhalen. Maar wat is de echte waarheid? Wat zekerheid lijkt te moeten verschaffen, maakt de doolhof groter. Ook de waarde van het kalkstenen kistje is ondertussen omstreden.
Spektakel
Waarom roepen mensen „Hoera” bij de vondst van het vermeende van de historiciteit van Jezus van Nazareth? Hoe komt het dat het kistje een stroom van reacties oproept? Omdat het bestaan van de Heere Jezus inderdaad valt te betwijfelen? Omdat het nog maar de vraag is of Hij echt heeft geleefd? Wat is er gebeurd? De theologen -mensen als Rudolf Bultmann- hebben het Evangelie eerst „ontmythologiseerd.” De lichamelijke opstanding ontkend. Ze hebben de figuur van de historische Jezus gereduceerd zoveel als zij konden. Het belang van Zijn dagindeling scheen nihil. Het gaat hun immers om de boodschap, het kerugma? Nu lijken er ineens bewijzen op te duiken dat Hij er toch was. Het is niet moeilijk om op die manier misplaatst spektakel te creëren.
Mogelijk vertelt een malle vader zijn kind dat de melkboer van vroeger slechts in fantasie bestaat. „Er is nooit zo iemand in ons dorp geweest.” Het meisje neemt de woorden van pa voetstoots aan. Totdat zij, groter geworden, zomaar een keer rond de eeuwenoude kerk over de begraafplaats loopt. Daar leest ze wat op stenen. En ze ziet ineens de naam en hoedanigheid van de man in een grafsteen gegrift. Geen wonder dat ze ogenblikkelijk thuis met veel ophef haar ontdekking bekend gaat maken. Zo ligt het ook met het kalkstenen kistje. Tal van theologen ontkenden de bijbelse Jezus. Dan is het geen wonder dat de realiteit -als die aan het licht komt- opwinding veroorzaakt. Vandaar dat ”hoera”.
Seculiere bronnen
Eigentijdse theologie ontkent niet zelden de historische betrouwbaarheid van de evangeliën. Toch is aannemelijk -zo schrijft ook de bepaald niet orthodoxe en evenmin schriftgetrouwe theoloog H. Berkhof in zijn ”Christelijk Geloof”- dat er behoefte aan opschrijven ontstaat als de generatie van ooggetuigen gaat uitsterven. „Misschien ook moest de prediking aangaande de verhoogde Heer door bewuster terugkoppeling op Zijn aardse Joodse leven worden bewaard voor docetisme en gnostische vervluchtiging.” Zou het na een halve eeuw opgeschreven en als feiten gepresenteerd levensbericht van de Heere Jezus dan werkelijk zo bezijden de waarheid zitten?
Uit seculiere bronnen is inderdaad niet veel over Hem bekend. Over het optreden van Jezus van Nazareth bestaan er uit de Oudheid slechts enkele gegevens van niet-christelijke herkomst: wat teksten van de Romeinse advocaat en wetenschapper Suetonius, de staatsman en schrijver Plinius en de Joodse historicus Josephus Flavius. Tacitus schrijft dat Jezus door Pontius Pilatus ter dood gebracht werd. Rabbijnen zinspeelden verder op de valsheid van Zijn leer. Hun smaad getuigt van de historiciteit van Jezus’ optreden. Buiten de Bijbel om weten we inderdaad niet zo veel over de Zaligmaker. Maar geldt dat niet tal van mensen die ooit een dienstbaar leven leidden?
Nochtans
In seculiere geschriften valt niet veel te achterhalen van de historische Jezus. De in de jaren ’60 geruchtmakende Engelse theoloog John A. T. Robinson wijst in zijn ”Eerlijk voor God” „de traditionele gestalten van het geloof als absolute norm af.” De geliefde Schweitzer concludeert dat Jezus een mislukte messias is die als „de Heiland der wereld” nooit heeft bestaan. Dr. H. M. Kuitert beweert dat „het enige wat over hem vaststaat is dat hij de Joodse religie aanhing.”
Maar het geloof zegt: Nochtans en ondanks alles. Want het heeft Hem ontmoet. De Zaligmaker. De Leidsman en de Voleinder van het geloof die óók en met mij in de storm is, als mijn schip dreigt te vergaan. En met ds. Boer blijft dan alleen dit over: Laat alle manipulerende verslaggevers -ik spreek nu onparlementair over een zekere categorie van theologen- maar inrukken.
Vanwaar dit geloof? Niet omdat de archeologen nu een kistje hebben gevonden. Niet omdat Gotthold Lessing constateerde dat historische waarheden nooit het fundament van het geloof kunnen zijn. En dat zij vervangen dienen te worden door de eeuwige waarheid van Gods mensenliefde. Want Jezus Christus is historie en heden en toekomst. Niet omdat Immanuel Kant van mening was dat geloof een oorspronkelijke interpretatie mogelijk maakt van de werkelijkheid. Zelfs niet omdat Aurelius Augustinus schreef: „Credo ut intelligam”; ik geloof om te begrijpen. Maar door het Woord. En via de persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus, de grote Gezochte.
Zou iemand het gevolg van deze ontmoeting treffender kunnen uitdrukken dan Kohlbrugge? „Wat wil dat zeggen, het Evangelie deelachtig worden? Zelf arm, ellendig, naakt, blind, melaats, hard krank zijn, met duivel en wereld, nood en dood worstelen, en dan anderen de blijde boodschap van genade brengen, dan olie in de brandende wonden gieten, dan troosten met de troost waarmede men zelf getroost is, dan het geneesmiddel brengen aan doodkranken, dan bij de ellendigen verhalen uit eigen ervaring, hoe heerlijk de Heere de ellendigen helpt.” Een schaars, seculier, buitenbijbels bewijs is er niets bij.