Uit de kerkelijke pers
Wapenveld (het blad van de oud-ledenvereniging van de CSFR), heeft Trouw-journaliste Agnes Amelink geïnterviewd over „geloofsoverdracht in een pretcultuur.” Wat moet een diaconie doen als een lid van de gemeente geld geeft aan de diaconie met het verzoek dit geld door te geven aan een bepaald persoon? In Admainfo, het informatiemagazine van deputaten algemeen diaconale en maatschappelijke aangelegenheden van de Christelijke Gereformeerde Kerken, geeft diaconaal consulent H. H. van Well antwoord.
Wapenveld
„Kwaad is niet zomaar het pikken van een snoepje, het steekt veel dieper en raakt aan de existentiële lagen van de samenleving én van mijn eigen bestaan. God is niet boos over de zonde, nee daar toornt Hij over. En vanwege dat kwaad moet ik mezelf mishagen. Niet ziekelijk natuurlijk, maar wel echt. Als je niet van zonde weet, wat moet je dan met genade? Genade verwordt dan tot een soort snoepje. In onze belevingscultuur lijken we dat besef te verliezen. Al houd ik het voor mogelijk dat de wal het schip zal keren. Maar dan moet de kerk niet sprakeloos geworden zijn. Soms denk ik dat de bewegingen elkaar kruisen. De gereformeerden hebben veel van zich afgeschud en de goeie onder hen beginnen langzamerhand in te zien dat er iets fout is gegaan. Tegelijkertijd zie je echter op het reformatorische erf een min of meer tegengestelde beweging. Wie niet mee wil in de EO-isering kan zich in zijn eigen kerk wel eens eenzaam voelen.”
(…)
In de kern is het loslaten van het schriftgezag voor Amelink de kern van het verval der gereformeerden. „Wie de Schrift als tegenover loslaat, houdt alleen zichzelf over. Als de Bijbel de neerslag is van menselijke ervaringen met God, dan is de kritische angel uit de Schrift snel weg. De verkondiging wordt dan lauw. (…) Als het primaat uit de verkondiging weg is, als dat een slap verhaal wordt, als het zwaartepunt in het zingen verschuift bij de psalmen vandaan, dan ben je naar mijn smaak op een hellend vlak. Ik vind het Liedboek prachtig, maar de psalmen moeten de eerste plaats blijven innemen. Het gaat om de Bijbel, de Bijbel en nog eens de Bijbel. Als je het primaat van het Woord uit handen geeft, sluit de tent dan maar.
Ik kan goed begrijpen dat de gereformeerden een hekel hebben gekregen aan alle regeltjes. Ik houd zelf ook niet zo van al die ethische discussies. Als je door genade door mag dringen tot de zaken waar het om gaat, komt het met de ethiek ook wel goed. Naäman tobde hoe hij in Syrië weer moest deelnemen aan heidense rituelen. Elisa zei toen: Ga in vrede. Ik zeg niet dat alles mag en kan, maar ik heb ook weinig zin om te zeggen: Dit wel en dat niet.”
(…)
„Wij zijn eraan gewend dat alles te regelen en maakbaar is. De gereformeerden waren een meester in het organiseren. De reformatorischen kunnen het ook uitstekend. Ik zeg niet dat dat niet goed is, maar het heeft wel het gevaar in zich dat het mystieke aspect van het geloof verloren gaat. Misschien is het wel het beste dat wij ons vreemdelingen voelen. De geloofsoverdracht is niet iets wat je leert uit boekjes. Het gaat veel dieper en heeft te maken met hoe mensen zijn en wat ze doen en of het bij de existentie komt.
Met betrekking tot het afnemen van de Schriftkennis maak ik mij echter wel grote zorgen. Hiervoor kan ik in ons eigen gezin blijven. Mijn kinderen vinden mij al overdreven in de aandacht die ik voor Schriftkennis vraag. Daarom maak ik mij ook voor de SoW-kerken grote zorgen. In de reformatorische kerken zie je het grote gevaar van de veruiterlijking, die in belangrijke mate in de hand wordt gewerkt door de reformatorische zuil. Deze veruiterlijking zal het zeker niet redden. Je zult het van de bevinding moeten hebben. Dat is wat de gereformeerden uiteindelijk hebben verloren.”
(…)
„Daar waar die bevindelijkheid wordt overgedragen -dat is echt meer dan allerlei uiterlijkheden en trouw de Bijbel lezen, ik kan niet goed omschrijven wat het nu precies is- daar zie je dat het gereformeerde leven vitaal is. Daar waar het echter een kwestie is van uiterlijkheden, ben je het zo kwijt.”
Admainfo
„De diaconie heeft zorg te dragen voor een juiste besteding van de gaven, die zij inzamelt. Er is dus een eigen verantwoordelijkheid van de diakenen als het gaat om het ondersteunen van mensen. Als iemand tekort komt, is het goed als de leden van de gemeente de diakenen daarop attent maken. Het is ook goed als deze leden de diakenen de middelen verschaffen om te helpen. Maar hoe er geholpen wordt, om welke bedragen het gaat, hoe lang de hulp zal duren, dat is iets wat de diakenen met diegenen die financiële bijstand behoeven, regelen.
Anders gezegd: iemand die anderen wil helpen en daartoe de diaconie inschakelt, heeft wat betreft de uitvoering door de diakenen geen verantwoordelijkheid. Hij of zij kan niet zeggen hoe de diaconie hulp moet verlenen. Het feit dat zij of hij geld geeft (aan de Heere Jezus!) betekent niet dat zij/hij ook bepaalt waar dat geld heen moet gaan en in welke mate. Geld dat we geven aan de Heere Jezus is, op het moment dat we het geven, niet meer van ons. Als we het per se aan een bepaalde persoon willen geven, moeten we dat zelf doen.”