Dr. Van Asselt: In de godsleer vallen de beslissingen
„In uw proefschrift hebt u een aantal historische clichés, bijkans mythes, over Jacobus Arminius ontmaskerd. U schaart zich in de rij van onderzoekers die Arminius als een gereformeerd theoloog beschouwen. Als u gelijk hebt, moet dat voor de Theologische Universiteit Apeldoorn even slikken zijn geweest. De vraag is óf u gelijk hebt.”
Dr. W. J. van Asselt was vrijdag aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken een van de opponenten van W. A. (William) den Boer. De kerkhistoricus verdedigde hier zijn dissertatie ”Duplex Amor Dei. Contextuele karakteristiek van de theologie van Jacobus Arminius (1559-1609)”.In zijn proefschrift poneert Den Boer onder andere dat het grondmotief van Arminius’ theologie ligt in een zorgvuldig waarborgen van de rechtvaardigheid van God.
„Arminius’ accent op gerechtigheid als het fundament van de theologie en de godsdienst en zijn daaruit voortvloeiende kritiek op de heersende theologie waarin de (volgens Arminius eenzijdige) nadruk op Gods soevereiniteit repercussies leek te hebben voor de rechtvaardigheid, is als een waardevolle bijdrage aan de toenmalige theologie te waarderen”, aldus de promovendus. God ís niet de auteur van de zonde, wat volgens Arminius uiteindelijk wel de consequentie is van de predestinatieleer van Gomarus, Calvijn en Beza.
Dr. Van Asselt merkte op dat gereformeerde theologen dit laatste altijd „in alle toonaarden” hebben ontkend. Volgens hem is het Arminius’ concept van Gods „middenkennis” waar de wegen uiteengaan. „Dit is door alle gereformeerde theologen unaniem verworpen. Deze middenkennis is het systematische hart van zijn theologie. Daarvan is het iustitiamotief, het rechtvaardigheidsmotief, slechts een afgeleid thema. Ik stel vast dat u dit omzeilt. U laat dit punt, op blz. 143, over aan de dogmaticus. Als puntje bij paaltje komt, vlucht u in de kerkhistorie. Maar u weet: in de godsleer vallen de beslissingen.”
Dr. A. Goudriaan, die als „bevriend opponent” als eerste het woord kreeg, vroeg zich eveneens af of Gods rechtvaardigheid wel écht Arminius’ grondmotief was. Overschatte Den Boer dit niet? „Zijn tijdgenoten lijken het niet te bevestigen. Zijn tegenstanders, de contraremonstranten, hebben het niet zo opgepakt. Heeft iedereen dan altijd zitten slapen? Of was dit toch Arminius’ grondmotief niet?”
Den Boer stelde dat het debat rond Arminius’ theologie eigenlijk pas loskwam na diens vroege dood in 1609, en meteen beheerst werd door de Remonstrantie uit 1610. „Zelfs al zouden zijn tegenstanders hebben ingezien dat het hem allereerst ging om Gods rechtvaardigheid, dan was het niet opportuun om dat te zeggen. Dan zouden ze de remonstranten in de kaart spelen. Men beperkte zich daarom tot de controversiële elementen in zijn theologie.”
De christelijke gereformeerde promovendus kreeg gisteren vele andere vragen voorgelegd. Als het gaat om de Duplex Amor Dei, de tweevoudige liefde van God, staat bij Arminius dan Gods liefde tot de gerechtigheid bovenaan, of juist Gods liefde tot zondaren? wilde prof. dr. E. H. Cossee -„als arminiaan, beter gezegd: remonstrant”- weten. „Ik heb altijd begrepen dat het hem in de eerste plaats ging om Gods liefde tot zondaren.”
Den Boer antwoordde dat het Arminius primair om Gods gerechtigheid ging. Arminius kon schrijven dat God liever heeft dat zondaren verloren gaan dan dat aan Zijn gerechtigheid tekort wordt gedaan. „Daarom gáán er ook mensen verloren. Mensen buiten Christus gaan verloren.”
Is het bij Arminius uiteindelijk niet zo dat God aan een universele gerechtigheid is onderworpen, in plaats dat Hij de Auteur is van die gerechtigheid? vroeg prof. dr. J. W. Maris. Een écht antwoord op die vraag kreeg hij niet. Den Boer: „Het gaat bij Arminius om Gods eigen wezenlijke gerechtigheid. Die gerechtigheid is niet iets buiten of boven God. Dat is heel duidelijk.”
In zijn slottoespraak constateerde prof. dr. H. J. Selderhuis, Den Boers promotor, dat deze met zijn proefschrift zijn nek heeft uitgestoken. „Je bent het gevecht met Arminius aangegaan en ook met hen die zich op hem beroepen of hem verwerpen: mensen die hem vaak nooit gelezen hebben. Dat gevecht heb je gewonnen, ook al lees en hoor ik dat het gevecht hier en daar weer is begonnen. Het is een gewonnen gevecht, ook voor Apeldoorn, omdat het met dit proefschrift getoond heeft ook te kunnen omgaan met personen die non grata zijn, en daarbij vast te houden aan de eigen grondslag.”