Een vervelend briefje op de rouwwagen
Ooit trof hij een briefje bij zijn rouwwagen. ”Aso, zet je lijkauto weg”. Voor Arend Kippers, chauffeur van een rouwvoertuig, tekent het voorval de trend dat burgers „steeds minder respect” hebben voor een rouwstoet. „Nogal wat mensen hebben maling aan je.”
Driftig toeterende automobilisten, chauffeurs die via de stoep voorbijscheuren, fietsers die een rouwstoet doorkruisen.Voor Arend Kippers, chauffeur in dienst van PCB Uitvaartzorg in Utrecht, zijn het zo’n beetje dagelijkse taferelen. Vergeleken met tien jaar terug zag hij het respect voor rouwauto’s die in kolonne door de stad gaan, duidelijk afnemen. „Nogal wat mensen hebben maling aan je. Ze snijden een rouwstoet af. Er is sprake van onverschilligheid.”
De chauffeur, die jaarlijks in de regio Utrecht enkele honderden rouwritten verzorgt, is dan ook verguld met het nieuws dat minister Eurlings (Verkeer) gaat onderzoeken of het doorkruisen van een rouwstoet opnieuw kan worden verboden. „Een heel goed plan. Bedoeld of onbedoeld doorbreken nogal wat mensen een rouwstoet. Daardoor raakt de rij rouwauto’s uit elkaar. Dat is vervelend.”
Als burgers zich in de buurt van de rouwwagen respectloos gedragen, gaat Kippers geen uitgebreide discussies aan. „Vaak zeg ik alleen iets als: „Ik verwacht een klein beetje respect van u.” Voor het huis van de rouwenden ga ik geen uitgebreide woordenwisseling beginnen.”
Jongeren
Niet iedereen heeft lak aan een rouwauto. Zo heerst in dorpen vaak meer eerbied voor een rouwstoet, is de ervaring van Kippers. „Op de Loosdrechtsedijk in Loosdrecht konden we ongehinderd doorrijden. De weg was voor ons vrijgemaakt. De koster van de kerk hoeft maar een hoofdknikje te geven en mensen blijven netjes wachten.”
Tot zijn verrassing zijn het nogal eens jongeren die het goede voorbeeld geven. „Ruim een week geleden parkeerde ik de rouwauto in een volkswijk in Utrecht. Twee jonge allochtonen in een auto bleven netjes wachten. Toen ze begrepen dat ik er was vanwege een sterfgeval, hoorde ik een van die allochtone jongeren over de overledene zeggen: „God hebbe zijn ziel.””
Kippers zou willen dat een rouwstoet -rouwauto met de herkenbare volgauto’s- het recht krijgt om bijvoorbeeld bij rood door te mogen rijden, zodat een stoet bij elkaar kan blijven. Nu hebben chauffeurs van rouwauto’s dezelfde rechten en plichten als andere automobilisten. „In een stad als Utrecht komt het vaak voor dat een stoet uit elkaar raakt. Dat betekent bijvoorbeeld dat mensen op verschillende momenten bij de kerk of de begraafplaats arriveren. Dat is hinderlijk.”
Rood hoofd
Op de weg merkt Kippers dat menigeen een zekere verlegenheid tentoonspreidt bij de confrontatie met een rouwwagen. „Soms zie ik mensen wel eens naar binnen kijken. Als ik dan een knikje geef, kijken ze snel een andere kant op en krijgen ze een rood hoofd.”
Als de chauffeur met zijn rouwauto, zonder overledene, bijvoorbeeld tachtig kilometer per uur rijdt, ziet hij om zich heen verbaasde blikken. „Sommige mensen denken dat een rouwauto niet hard kan rijden. Ze zijn gewend aan het beeld van een langzaam rijdende rouwwagen.”
Het besturen van een rouwauto vergt een speciale rijstijl. „Je moet defensief rijden en in de gaten houden wat er een eind verderop gebeurt. Als een verkeerslicht op oranje springt, moet je eerder gaan remmen om te proberen de stoet bij elkaar te houden.”
De Utrechtse chauffeur heeft genoegen in zijn werk. „Natuurlijk kom ik voortdurend in aanraking met treurende families. Maar als de uitvaart goed is verzorgd, geeft dat een gevoel van voldoening.”