Schilderijen van de prins onder de hamer
„Last call!” De laatste kans om te bieden. „Selling!” De hamer valt. Het schilderstuk, vervaardigd door prins Bernhard, wisselt voor 3750 euro van eigenaar. Een schilderij waarop zijn vrouw te zien is, brengt de helft minder op.
Drie pagina’s in de catalogus van Christie’s waren woensdag oranje: het veilinghuis verhandelde een partij zogenoemde Oranjalia. Van prins Bernhard, die soms met een kwast in plaats van kogels de natuur introk, komen er twee schilderijen onder de hamer: een mediterraan landschap met bos, meer en bergen (1978) en besneeuwde bergtoppen in Nepal (1990).De hal, het trappenhuis, overal in het Amsterdamse veilinghuis staan en hangen -schijnbaar onbeveiligd- de kunststukken en meubels die onder de hamer komen. Kostbare stoelen doen tijdens de veiling dienst als zetel voor de handelaren. Regelmatig kijkt iemand naar beneden: „Ah, die stoel, daar zit ik op…”
In rap tempo zet de afslager het ene na het andere kunststuk in. Wie biedt? Hier en daar gaat, soms maar heel even, een hand omhoog. Er ontgaat de afslager niets. Buitenlandse handelaren bieden via de telefoon mee.
Als een prijs hoog opgedreven wordt -een schilderij komt na lang bieden uit op 44.000 euro-, wordt het stil in de zaal. De spanning is te snijden. Totdat een van de bieders het hoofd schudt: hoger gaat hij niet.
Als de liftdeuren in de veilingzaal openschuiven, komt een strohoed met daaronder een bejaarde Hagenaar tevoorschijn. „Ik kom hier bij elke veiling, en regelmatig ga ik met iets naar huis”, stelt hij vast. Zijn huis staat vol antiek, „steeds voller. Belegging van m’n spaarcenten; dan hoef ik minder belasting te betalen.” Als vaste klant krijg ik de catalogus gratis thuisgestuurd. Ik ben een van de weinige particulieren hier. De meesten zijn handelaar, helaas.” Helaas? „Zij drijven de prijs op.”
Niet van elk stuk. Regelmatig constateert de afslager: „Pass”, en blijft een veilingstuk onverkocht.
Pochen
Een schilderij van een of andere grootheid uit een grijs verleden wordt geveild. „Vreselijk, als je in je huis naar zo’n vent moet kijken terwijl het helemaal geen familie van je is”, vindt de Hagenaar. Sommige mensen doen dat, weet hij. „Om te pochen, alsof het een rijke voorvader was.”
Een schilderij van de Franse koning Lodewijk XVI wisselt voor 2400 euro van eigenaar. „Namaak”, weet de oude verzamelaar. „Als het een origineel was, zou er een heel ander prijskaartje aan hangen.”
Een borstbeeld gaat de deur uit voor 2600 euro. Er komt nog 30 procent bij als vergoeding voor het veilinghuis.
Langs de wanden, op de galerij, overal staat de handelswaar. Ruim vijftig voorwerpen uit kasteel Biljoen bij Velp worden te koop aangeboden door de Duitse familie Lüps, die er tot 2006 woonde. Honderdvijftig voorwerpen komen uit Huys Anno 1624 in Hoorn, waarvan de eigenaar vorig jaar overleed.
De Oranjecollectie komt aan bod. Bernhards bos en bergen doen 3750 euro, voor Nepal heeft de koper 3500 euro over. Beide schilderstukken waren op 3000 tot 5000 euro geschat; erg hoog valt de opbrengst dus niet uit.
Koningin Juliana is afgebeeld op een olieverfschilderij; 1875 euro, voor wie het ervoor over heeft. Kaarten, uitnodigingen -ondertekend door Trix en Irene-, de veilingmeester noteert er 1250 euro voor.
Getallen van vier, soms vijf cijfers glijden over de plasmaschermen. Meubilair, verweerd en versleten, brengt grootse bedragen op. „Die handelaren weten er wel weg mee. Die hebben zo hun adresjes”, zegt de Hagenaar. Zelf kocht hij eens een zwartfluwelen mantel uit 1890. „Die is van een prins geweest. Nu hangt hij bij mij thuis.”