Kerkzijn in een gebroken stad
God is evenzeer aanwezig in de stad als in een dorp. Maar in de stad vallen, anders dan in een Veluws dorp, alle uitwendige vormen weg. IZB-evangelist Jaap Beukema: „Als er in een dorp nog vormen zijn, is daarmee de werkelijkheid van God nog niet gegarandeerd. In een stad, waarin de gebrokenheid groot is, mag je iets van God laten zien, getuige zijn van Jezus Christus.”
Beukema neemt zaterdag officieel afscheid als IZB-evangelist van de hervormde gemeente Delfshaven. Hij werd docent missiologie aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE).
Beukema heeft iets met andere culturen en religies. Van 1976 tot 1978 woonde hij in Turkije, waar hij als chemicus werkzaam was in de research. Maar tegelijkertijd wilde hij graag als christen werken in een niet-christelijke omgeving.
Zijn ervaringen met moslims kwamen hem later in Nederland goed van pas. „Toen ik weer in Nederland terugkwam, wilde ik aanvankelijk lesgeven in de scheikunde, of iets -misschien voor een tijd- met moslims gaan doen. In Turkije had ik gehoord van het initiatief een stichting op te richten, die later ”Evangelie & Moslims” zou gaan heten. Ik heb toen een brief gestuurd aan de Hervormde Bond voor Inwendige Zending op Gereformeerde Grondslag (IZB) met de vraag of ik iets kon betekenen waar het ging om het helpen van christenen in het leggen van contacten met moslims. Als snel kreeg ik de vraag of ik soms interesse had om in dienst te treden. Ik was destijds een van de weinigen in de meer orthodoxe gemeenten die contacten hadden met moslims.”
Feitelijk is Beukema dus al 24 jaar in dienst van de IZB. In 1987 volgde zijn benoeming tot evangelist in Rotterdam-Delfshaven, een gemeente van hervormd-gereformeerde signatuur, maar een typische middenstandskerk met hoger opgeleide mensen. De relatie van de gemeente met de wijkbewoners was, zegt Beukema, in die tijd gering. „De meeste mensen waren vooral bezig met het zoeken naar mogelijkheden om de wijk uit te trekken. De anderen hadden de handen vol om de eigen gemeenschap overeind te houden.”
Het was de taak van de nieuwe evangelist om, samen met een tevoren benoemde missionair predikant, weer een brug te slaan naar de wijk en haar bewoners. Die brugfunctie kreeg in die jaren zeker gestalte, aldus Beukema. „Het is wel langzaam gegaan. Maar de kerk heeft gelukkig een beleidskeuze gemaakt, al voordat ik er kwam. Een aantal mensen had het gevoel dat het roer om moest.”
Eerst dacht Beukema heel idealistisch. „Ik verwachtte dat na verloop van tijd veel mensen tot geloof zouden komen en dat er een doorbraak zou komen in kerk en wijk op allerlei terreinen. Maar dat leer je wel af. Je ontdekt de gebrokenheid in de stad en ook in jezelf. Je wordt op de essentie van het geloof teruggeworpen. Het is trouwens op zich al een enorme winst als je je als christelijke gemeenschap op die kern concentreert.”
Beukema zegt een brede visie op zending te hebben. „We moeten oog krijgen voor de mens in al zijn verbanden. Dat betekent soms een evangelisatorisch gesprek, soms praktische hulp, soms alleen een luisterend oor of letterlijk een glas water voor een verslaafde. Getuigen van het Evangelie in onze directe omgeving is onze hoofdtaak. We moeten iets laten zien van het leven van Jezus.”
De evangelist had aanvankelijk een weinig omlijnd takenprogramma. In zijn boek ”Een kerk bekent kleur”, dat morgen wordt gepresenteerd, doet hij verslag van zijn vele uiteenlopende werkzaamheden.
Er is veel bereikt, maar de drempel tot de eigen kerkdiensten is voor randgroeperingen in een achterstandswijk als Delfshaven hoog, zo moet Beukema na vijftien jaar constateren. „Het gaat vaak om kwetsbare mensen en sociaal zwakken. Bij ons in de kerk komen hoger opgeleiden, studerenden en mensen die vooral interesse hebben in de gereformeerde prediking. Zij hebben meestal ook geen tijd om voor een lange termijn in deze mensen te investeren. Het zoeken van contact vraagt dus offers van twee kanten. Toch ben ik altijd weer verrast door de inzet van veel jonge mensen, die soms gingen tot de grenzen van hun mogelijkheden.”
De wijk Spangen, waarin de familie Beukema woont, bestaat voor een groot deel uit moslims. De cijfers liegen er niet om: 40 procent van de bevolking is moslim. Maar liefst 85 procent van de bewoners heeft een niet-Nederlandse achtergrond. Beukema is er blij om dat er in de loop der jaren met moslims is gecommuniceerd en dat er een relatie met hen is ontstaan. „Daar zal het toch mee moeten beginnen. Er wordt nog te veel met een vooroordeel gekeken naar de moslim als de nieuwe vijand. Dan valt er ook niet te communiceren. Omgekeerd hebben moslims ook stereotiepen over christenen en zijn ze nog steeds bang dat wij hen willen bekeren. De laatste jaren zie ik een kentering. Moslims willen ook weten wat wij geloven. Maar de gebeurtenissen van 11 september hebben toch weer een terugval gebracht.”
Dat de God van de moslims die van de christenen is, staat voor Beukema als een paal boven water. „Ik zou niet men hen kunnen praten als ik Allah als een afgod zou zien of moslims als afgodendienaars. Als het gaat om het godsbeeld, gebruik ik vaak het beeld van een flatgebouw met drie verdiepingen dat in de mist staat. Als je dichtbij komt, zie je pas de drie verdiepingen. Zo zie je als christen God van heel nabij. Het hart van God leer je kennen door Jezus Christus.”
Beukema hoopt dat het hervormd-gereformeerde deel in de Nederlandse Hervormde Kerk het kerkzijn in de stad blijvend een warm hart toedraagt. Prioriteiten binnen de IZB bewerken echter dat de post van Beukema misschien niet of slechts gedeeltelijk wordt opgevuld.
Beukema: „Gelukkig wordt er in den lande gezegd dat het een voorrecht is dat orthodox-gereformeerden in de stad aanwezig zijn. Maar is de consequentie dan dat je mensen mag aanspreken op hun verantwoordelijkheid wanneer zij uit de stad wegtrekken? Kunnen we de uitdagingen ten aanzien van de moslims en anderen alleen op de kleine stadsgemeenten laten neerkomen of zijn we samen verantwoordelijk voor de stad?”
Het voordeel van kerkzijn in de stad, stelt Beukema, „is dat je daar ontdekt wat de belangrijke thema’s zijn. Maar ook de kleinere plaatsen komen steeds meer voor dezelfde problemen en uitdagingen te staan. Ook daar worden de kerken kleiner en komen er in de naoorlogse wijken steeds meer migranten. We zijn daarom niet alleen een kerk die steun van buiten de stad nodig heeft. We hebben ook iets te bieden aan die kerken die nu meemaken wat wij de afgelopen tientallen jaren hebben meegemaakt.”