Weinig wáre vrucht op zending in Palestina
Al ruim een eeuw voor de stichting van de staat Israël, in 1948, raakten protestanten in Europa en Amerika betrokken op het Heilige Land. Zendingsorganisaties gingen hun aandacht richten op Palestina, in 1841 kwam het zelfs tot de vestiging van een protestants bisdom in Jeruzalem. Het aantal bekeringen, wáre bekeringen, zeker onder Joden, bleef echter beperkt.
”Bekering en rivaliteit in Palestina”, luidt de titel van het -Engelstalige- proefschrift waarop dr. Charlotte van der Leest deze week in Leiden promoveerde. Ze beschrijft daarin onder andere het werk van de Britse zendingsorganisatie Church Missionary Society (CMS) en van de tweede protestantse bisschop in Jeruzalem, Samuel Gobat.Een tamelijk onontgonnen terrein, ontdekte Van der Leest. „Maar bijzonder fascinerend”, zegt ze. Zo kwam de protestantse theologe in aanraking met de „meer piëtistische richting” binnen het protestantisme. „En kwam ik er bijvoorbeeld achter dat daarin een fundamenteel onderscheid wordt gemaakt tussen ware christenen en mensen die alleen in naam christen zijn.”
Dat deed ook de Britse zendeling William Krusé, van wie Van der Leest een verslag aantrof in de CMS-archieven in Birmingham. Krusé werkte in Jaffa. Uit zijn verslag (1855) blijkt dat hij zijn hoorders voorhield dat er in de christelijke kerk „ware christenen” en „christenen slechts in naam” zijn. Sterk drong hij er bij hen op aan zich af te vragen tot welke groep zij behoorden.
John Zeller, zendeling namens de CMS in Nazareth, waarschuwde het thuisfront er wel voor dat Arabische christenen niet zomaar gemeten mochten worden met „dezelfde standaard die we moeten toepassen als het gaat om het leven van een waarachtig bekeerd man thuis. Het zou niet terecht zijn om van deze Arabieren dezelfde diepe overtuiging van zonde te verwachten die het beginpunt vormt van een nieuw onafhankelijk leven in Christus.”
Chiliasme
Na de veldtocht van Napoleon door Egypte en Palestina, in 1798-1799, raakten Europese mogendheden steeds meer geïnteresseerd in het Midden-Oosten. En mede onder invloed van de opwekkingsbewegingen die er ontstonden, nam ook de religieuze belangstelling voor het Heilige Land toe. Deze werd bevorderd door het chiliastische idee, gekoesterd door velen, dat de Joden moesten terugkeren naar het land van hun voorvaderen.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw begonnen zendelingen en organisaties te onderzoeken in hoeverre permanente vestiging in het Heilige Land mogelijk was. Tijdens de bezetting van het Osmaanse Palestina door Egypte, van 1831 tot eind 1840, kon in Jeruzalem een Europees consulaat worden gevestigd en ontplooide de London Jews Society (LJS) zendingsactiviteiten.
In 1841 achtten Engeland en Pruisen het klimaat rijp voor een gezamenlijk project in Jeruzalem. Vanuit de (anglicaanse) Kerk van Engeland en de Evangelische Nationale Kerk van Pruisen (zeg: Duitsland) kwam het tot de oprichting van een protestantse bisschopszetel in Jeruzalem.
Christ Church
De eerste bisschop die deze post ging bemannen, werd de Joodse bekeerling Michael Solomon Alexander. Een ware nakomeling van Abraham dus - een signaal dat de wederoprichting van Israël echt was begonnen.
Op 7 november 1841 werd Alexander tot bisschop gewijd. Lang zou hij het niet blijven: al in 1845 overleed hij. De opening van het eerste protestantse kerkgebouw in Palestina, Christ Church in Jeruzalem, maakte hij dan ook niet meer mee.
Het was Alexanders opvolger, bisschop Samuel Gobat, die Christ Church op 21 januari 1849 inwijdde. Deze (anglicaanse) kerk bestaat, bijna 160 jaar later, nog steeds. Gobat was een Franssprekende Zwitser. Via de Basler Missionsgesellschaft kwam hij bij de CMS terecht. Na de dood van Alexander benoemde de Pruisische koning Frederik Willem IV hem als diens opvolger in Jeruzalem.
Spanningen
Drieëndertig jaar zou Gobat dit blijven. In deze periode deed zich een flinke beleidswijziging voor, schrijft Van der Leest in haar proefschrift. Had Alexander zich vooral gericht op het bereiken van Joden met het Evangelie, onder bisschop Gobat verdwenen zij zelfs wat uit het gezichtsveld. Eigenlijk richtte de tweede protestantse bisschop, en met hem de CMS, zich veel meer op leden van andere -„valse”- christelijke denominaties: oosters-orthodoxen, rooms-katholieken.
Het leverde de nodige spanningen op, onder andere in Nazareth. In 1852 kwam het daar tot ernstige incidenten, nadat een franciscaanse prediker, Fra Angelo, op een zondag uitzinnig tekeer was gegaan tegen de „vervloekte protestanten, die zelfs hier, zelfs hier! in de stad van Jezus Christus zelf en zijn heilige Moeder” hadden durven komen.
De vestiging van het protestantse bisdom en vooral Gobats benoeming droegen ook bij tot het herstel van het Latijnse patriarchaat van Jeruzalem, in 1847. Dit was sinds de kruistochten niet meer door een prelaat ter plaatse bezet geweest.
Pragmatisch
Tal van (zendings)activiteiten ontplooiden bisschop Gobat, de CMS en andere organisaties in het Heilige Land. Bijbelscholen en weeshuizen werden opgericht, er werd christelijke lectuur verspreid.
Wat was de vrucht? Van der Leest komt tot de conclusie dat er van „echte” of „ware” bekeringen in de CMS-archieven nauwelijks wordt gerept. „Naar aanleiding van hun ervaringen in het Midden-Oosten pasten de zendelingen echter hun verwachtingen over bekering aan en kozen voor een pragmatische benadering”, aldus de promovenda. „Ze besloten mensen tot de protestantse gemeente toe te laten zonder van hen te verwachten dat ze „echt” bekeerd waren. Zo waren de zendelingen toch in staat protestantse gemeenten en kerken te stichten, ondanks het gebrek aan „ware” bekeringen.”
Na de dood van Gobat, in 1879, werd Joseph Barclay bisschop in Jeruzalem. Deze overleed in 1881. In 1886 kwam er een punt te staan achter de samenwerking tussen Engeland en Duitsland en werd de Jeruzalemse bisschopszetel een anglicaanse aangelegenheid. Onder bisschop George Francis Popham Blyth kwam het bedrijven van zending onder leden van andere kerken ten einde en richtten de organisaties zich vooral op Joden, moslims en druzen.
En daarna? Van der Leest: „Ik zou het graag verder onderzoeken.”
George Nyland in Ramallah
RAMALLAH - In het Heilige Land werkte in de negentiende eeuw ook een Nederlandse „lekenevangelist” voor de Britse zendingsorganisatie Church Missionary Society (CMS), zo blijkt uit de dissertatie van dr. Charlotte van der Leest. Het betrof een zekere George Nyland. Elke avond, schreef hij in december 1877 aan de CMS, kwamen er bij hem en zijn vrouw thuis, in Ramallah, twintig tot dertig man om te praten over de Bijbel. Zo’n bijeenkomst begon met „algemene gesprekken.” Daarna las Nyland een stuk uit de Bijbel, dat vervolgens „het gespreksonderwerp voor de rest van de avond was.”
Overigens lijkt Nyland zich niet zozeer op Joden te hebben gericht, maar (onder anderen) op rooms-katholieken en oosters-orthodoxen. In 1880 schreef hij dat het eerste doel van zijn werk altijd was „(katholieke en orthodoxe mensen) de liefde van God door Jezus Christus aan ons zondaren te laten zien en hen voor te houden dat we onze zaligheid en de hemel niet kunnen verdienen door onze goede werken, vasten en bidden, zoals hun priesters hen leren te geloven.”