Binnenland

De evangelistenjas bewust niet aangetrokken

Hij deed „niet geheimzinnig” over zijn kerkelijke afkomst, maar wilde zijn functie als aanklager „bewust niet gebruiken als evangelisatieplatform.” Mr. Ruud Daverschot, tot begin deze maand topman bij het openbaar ministerie: „Ik raakte tijdens mijn werk wel eens verzeild in een gesprek over het geloof, maar dat zal ook gelden voor een christelijke timmerman, schoolmeester of verpleegkundige.”

J. Visscher
13 June 2008 20:56Gewijzigd op 14 November 2020 05:58
Daverschot: ...geen evangelisatieplatform... - Foto en montage RD, Anton Dommerholt
Daverschot: ...geen evangelisatieplatform... - Foto en montage RD, Anton Dommerholt

„Het kwam wel eens voor.”Aarzelend, terughoudend ook, verhaalt mr. Ruud Daverschot dat hij als topman bij openbaar ministerie „sporadisch” gesprekken voerde over zijn geloofsovertuiging. „Die waren niet zó diepgravend dat ik ze me nog goed herinner. Soms raak je verzeild in een discussie over het geloof, niet anders dan zoals dat een timmerman, schoolmeester of verpleegster overkomt.

In mijn geval speelt nog mee dat ik niet vaak aan de koffietafel in de kantine te vinden was. Als leidinggevende ga je vaak snel van het ene naar het andere overleg. Dat betekent dat je niet gauw een bezinnend gesprek begint. Mijn redenering klinkt misschien wat plat en triviaal, maar het is voor mij wel de werkelijkheid.”

Hoe gaf u in uw werk als aanklager gestalte aan uw christelijke geloofsovertuiging?

Daverschot, ouderling bij de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Apeldoorn-Zuid: „Zeker als christen dien je eerlijk, integer en loyaal aan je werkgever te zijn.

Tegelijk geldt dat ik me als officier van justitie niet als gelovige heb geprofileerd. Ik doe niet geheimzinnig over mijn kerkelijke achtergrond, loop daar niet voor weg, maar heb nadrukkelijk mijn functie niet gebruikt als een soort evangelisatieplatform. Integendeel.

Als officier van justitie ben je geroepen om vanuit een neutrale positie te opereren. Dus het kan niet zo zijn dat een aanklager zijn linkse, rechtse, christelijke of atheïstische voorkeuren in een strafzaak een rol laat spelen. Dat zou immers raar zijn in een neutrale staat.

Natuurlijk neem je je christelijke achtergrond in je werk mee. Zeker bij een voorgeleiding, als je als officier van justitie voor het eerst een verdachte te zien krijgt, had ik wel eens de neiging om te proberen iemand te laten inzien hoe verkeerd hij is geweest. Maar dan moet je oppassen dat je de jas van evangelist aantrekt. Dat heb ik nooit gedaan of geprobeerd. Dat is apert niet je taak als aanklager.”

U functioneerde in een rechtsstaat waarin bijvoorbeeld euthanasie is gelegaliseerd. Leidde dat tot een gewetensconflict?

„Nee. Als ambtenaar heb je de Nederlandse wetten in acht te nemen. Dat betekent dat je niet tot vervolging overgaat als bijvoorbeeld een arts in een geval van euthanasie zich netjes aan de richtlijnen heeft gehouden.

Als gelovige vind ik wel dat de grens bij de toepassing van de euthanasiewetgeving in Nederland te ver is opgerekt. Het Bijbelse gebod is immers niet te doden. Maar als ambtenaar heb ik de wet te handhaven en toe te passen. Die situatie is zoals die is. Dat heeft bij mij niet tot innerlijke fricties geleid.

Mijn stelregel is: als ik als officier van justitie iets zou moeten doen wat rechtstreeks indruist tegen mijn geloofsovertuiging, zou ik ermee stoppen. Zou ik -als er zo’n wet zou bestaan, maar het voorbeeld is geheel fictief- gedwongen worden om een arts te vervolgen die weigert mee te werken aan euthanasie, dan zou ik dat niet willen doen. Dat gaat mij te ver.”

Oud-RPF-leider Van Dijke werd vervolgd vanwege uitspraken over homo’s. Hij vergeleek een dief met een homo en werd uiteindelijk vrijgesproken. Zou u aanklager kunnen zijn in zo’n zaak, waarbij u iemand tegenover u vindt waarmee u verwant bent?

„Ik voel er niet voor om een oordeel over deze zaak te geven. Ik zeg wel dat je iemands uitspraken heel precies moet bekijken. In welke context zijn ze gedaan? Wat zijn iemands intenties? Sommige uitspraken over homoseksuelen kunnen wel degelijk strafbaar zijn. Juist ook als christenen moeten we op dit terrein voorzichtigheid betrachten.”

Bestaat de kans dat je over dertig jaar in het openbaar de homoseksuele praxis niet meer als zondig mag omschrijven?

„Ik kan niet in de toekomst kijken, maar ik kan me dat niet voorstellen. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed.”

Vergeefs probeerden SGP-jongeren zangeres Madonna vervolgd te krijgen in verband met haar kruisingsact. Kunt u zich voorstellen dat de jongeren teleurgesteld zijn in justitie?

„Jawel. Dat wil niet zeggen dat ik de beslissing van het OM om niet tot vervolging over te gaan, afkeur.

Dit is heel moeilijk terrein. Justitie moet allerlei zaken meewegen. Wat waren de omstandigheden waarin zo’n act werd uitgevoerd? Wat waren de intenties van Madonna? Wat heeft strafrechtelijk optreden voor gevolg in andere zaken? Wordt de vrijheid van meningsuiting ingeperkt? Dat komt allemaal heel precies.

Dit alles neemt niet weg dat ik persoonlijk de act van Madonna zeer afkeurenswaardig vind. Ik schrik van zo’n optreden.”

Mr. Jaap Cordia, redacteur van het Nederlands Dagblad, deed in 1995 aangifte tegen columnist Theodor Holman, wegens diens opmerkingen over „christenhonden.” Nu vindt Cordia echter dat je beledigende columnisten niet voor de rechter moet slepen, maar van repliek moet dienen met bijvoorbeeld een ingezonden brief.

„Die opvatting klinkt me redelijk in de oren. Een poging de ander te overtuigen door middel van bijvoorbeeld een brief is vaak te verkiezen boven de botte bijl van het strafrecht.”

Vindt u dat artikel 147 in het Wetboek van Strafrecht, waarin smadelijke godslastering strafbaar wordt gesteld, nieuw lezen moet worden ingeblazen?

„Ik weet dat niet goed. Ik heb ook niet zo veel affiniteit met dat onderwerp. Feit is dat het artikel nu een dode letter is. En hebben we al niet genoeg wetten die zaken als belediging, smaad en laster strafbaar stellen?”

Bestaat er in justitiekringen nog enig begrip voor orthodox-christelijke standpunten rond bijvoorbeeld homoseksualiteit?

„Er wordt niet gek aangekeken tegen die opvattingen. Binnen het OM heerst een tolerante sfeer. Er is veel respect voor ieders mening.”

Toch lijkt er meer argwaan onder orthodoxe christenen te heersen jegens justitie, vanwege bijvoorbeeld de vervolging van Van Dijke.

„Feit is dat de huidige maatschappij een andere is dan die van veertig jaar geleden. Er wordt anders gedacht over bepaalde normen en waarden. Zeker sinds de jaren zestig heeft de secularisatie in politiek en maatschappij zich voortgezet. Het OM is een kind van zijn tijd, dus weerspiegelt tot op zekere hoogte de samenleving en volgt door de politiek gemaakte wetgeving. Ook rond zaken als abortus en euthanasie. Het is niet verwonderlijk dat een dergelijke ontwikkeling christenen zorgen baart.

Tegelijk vind ik dat we ook als christenen blij mogen zijn met justitie en politie. Het OM is niet veranderd in een soort tegenstander van orthodoxe christenen. Gelovigen worden in dit land gelukkig niet vervolgd. We kunnen op een fatsoenlijke manier deelnemen aan het openbare leven.”

Dit is het tweede deel van een serie over christenen die actief zijn of waren binnen de wereld van het recht. Volgende week: advocaat mr. H. J. J. Hendrikse.


-

Dit nog even

U kwam in opspraak in verband met de zaak Lancee. De Schiermonnikoogse politieman bleek achteraf ten onrechte van seksueel misbruik te zijn beschuldigd. Ook lag u in januari 1998 onder vuur na nieuwjaarsrellen in de Groninger Oosterparkwijk. Hoe kijkt u op die turbulente periode terug?

„Januari 1998 was een moeilijke maand. Je merkt dat je in de hectiek totaal geen grip hebt op de gebeurtenissen. Ik vind dat ik geen beroepsfouten gemaakt heb. Ten aanzien van de nieuwjaarsrellen had ik als hoofdofficier van justitie geen verantwoordelijkheid. De Nederlandse Politie Bond eiste mijn opstappen? Daar heeft zo’n bond dus niets over te zeggen. Laten ze zich met hun eigen zaken bezighouden.”

Schuilt in iedere officier van justitie een boevenvanger?

„Iedereen binnen het OM heeft het idee dat er grenzen zijn en dat we moeten proberen die na te leven. Wel zou ik het beeld van de officier van justitie willen ontmythologiseren. Alsof hij door tovenarij tot zijn eis komt. De werkelijkheid is anders. Elke officier van justitie is gebonden aan richtlijnen. In zware zaken is er altijd overleg met collega’s.”

Wat vindt u van het optreden van minister Hirsch Ballin van Justitie?

„Hij doet het goed en kent het klappen van de zweep. In november 2006 was hij bij mijn afscheid als programmamanager van de reorganisatie van het OM en kreeg ik van hem een koninklijke onderscheiding, officier in de Orde van Oranje Nassau, uitgereikt. Hirsch Ballin is een oprecht christen. We voelden wederzijdse herkenning.”

Waar kunnen ze u ’s nachts voor wakker maken?

„Als ze me vertellen dat het heel mooi weer wordt en we een eindje gaan vliegen, naar Bremen bijvoorbeeld. Sportvliegen is mijn hobby. Juist in die moeilijke tijd in 1998 heb ik mijn brevet gehaald. Per jaar vlieg ik ongeveer vijftien uur.”


Loopbaan

Mr. R. D. E. Daverschot was van 1967 tot 1975 beroepsofficier bij de Koninklijke Luchtmacht. Vervolgens werd hij actief bij het openbaar ministerie. Van 1975 tot 1980 werkte hij als aanklager bij de militaire rechtbank in Arnhem. Daarna: officier van justitie in Middelburg (1980 1985), advocaat generaal bij het gerechtshof in Leeuwarden (1985 1992), hoofdofficier van justitie in Groningen (1992 1998), plaatsvervangend procureur generaal in Arnhem (1998 1999), hoofdadvocaat generaal in Arnhem (1999 2001), hoofdofficier van justitie in Arnhem (2001 2003), programmamanager ”Het OM verandert” (2003 2006). In 2007 2008 was hij betrokken bij organisatieverbetering van het OM in Suriname.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer