„Alternatieve arts moet basiskennis hebben”
Vertegenwoordigers van diverse opleidingen voor alternatieve therapeuten werken gezamenlijk aan de formulering van eisen op het gebied van medische basiskennis waaraan hun studenten moeten voldoen. Die scholing moet hen in staat stellen hun geneeswijze tegenover de reguliere geneeskunde te verantwoorden en om zinvol met reguliere artsen te overleggen.
Initiatiefnemers zijn de arts en filosoof dr. H. S. Verbrugh en mr. M. Kips. Met hun projectgroep Epistêmê -Grieks voor kennis- willen ze alternatieve therapeuten „duurzame kennis van lijf en lichaam” bijbrengen. Ze willen de studenten niet simpelweg een samenvatting van de reguliere medische kennis geven, maar daar ook historische en filosofische kritiek op leveren.
Op die manier hopen Verbrugh en Kips de gescheiden werelden van reguliere geneeskunde en alternatieve therapieën bij elkaar te brengen. Een zeer gemengd gezelschap van ongeveer dertig mensen van twintig alternatieve opleidingen heeft zich aan de formulering van eindtermen voor medische basiskennis gezet.
Wil een alternatieve therapeut iets kunnen aanvangen met medische kennis die niet zelden strijdig is met wat hij heeft geleerd, dan is filosofische kritiek nodig op de universitaire geneeskunde. Die presenteert zichzelf maar al te vaak als enige waarheid, aldus Verbrugh, gepensioneerd docent filosofie van de geneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
De reguliere medische wetenschap is volgens hem verworden tot een discipline die alleen raad weet met het objectieve menselijke lichaam. Alternatieve geneeswijzen houden daarentegen het besef in ere dat het objectieve lichaam en het lijf zoals de mens dat zelf ervaart, een eenheid zijn.
Verbrugh zoekt naar raakvlakken tussen de alternatieve en de reguliere geneeskunde. De neurowetenschappen bieden volgens hem steeds vaker inspiratie voor een beter begrip van inzichten uit de alternatieve geneeswijzen. Als voorbeeld noemt hij de voetreflexzonetherapie, die ervan uitgaat dat delen van de voetzool corresponderen met bepaalde organen. Die „overwegend speculatieve” theorie kan volgens hem in verband worden gebracht met wat in de neurowetenschappen afgeleide pijn heet, zoals pijn in de linkerarm bij een hartaanval.
Zijn benadering kan bijvoorbeeld ook het debat over vaccinaties bij kinderen verhelderen, denkt Verbrugh. Tot ergernis van reguliere artsen zijn vooral antroposofen huiverig voor inentingen tegen kinderziektes vanuit het idee dat kinderen een natuurlijke afweer moeten opbouwen. „Wij willen laten zien wat daar misschien aan geldige ideeën in zit. Ook de reguliere geneeskunde heeft belang bij een zinnige bijdrage van alternatieve therapeuten aan dat debat.”